33401 |
geitestal |
geitestal:
gęi̯te[stal] (L295p Baarlo)
|
De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.]
I-6
|
23537 |
geknield zitten |
knielen:
kniele (L295p Baarlo),
op de knien zitten:
op de kneen zitte (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
op de kneen zitten (L295p Baarlo)
|
(onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20690 |
gekookte hersens |
gekookte harren:
Syst. WBD
gekaokte herre (L295p Baarlo)
|
Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17580 |
gekruld haar |
krulhaar:
krolhaor (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo)
|
gekruld haar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21274 |
geld |
centen:
cente (L295p Baarlo),
knabben:
knabbe (L295p Baarlo),
poen:
poen (L295p Baarlo),
poentjes:
puunkes (L295p Baarlo)
|
Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24152 |
gele kwikstaart |
kwikstaartje:
kwikstertje (L295p Baarlo)
|
kwikstaart, geel [DC 26 (1954)]
III-4-1
|
33264 |
gele lupine |
boontjes:
bȳǝnkǝs (L295p Baarlo),
filipinen:
filǝ`pinǝ (L295p Baarlo),
lupinen:
lǝpīnǝ (L295p Baarlo)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
23501 |
gelezen mis |
stille mis:
sjtil mes (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo)
|
Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23949 |
gelofte |
gelofte:
gelofte (L295p Baarlo)
|
Een gelofte [t jelübde]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23880 |
geloftegeschenk |
ex-voto (<lat.):
exvoto (L295p Baarlo),
gift uit dankbaarheid:
gift oet dankbaarheid (L295p Baarlo)
|
Een geloftegeschenk, beloftegift uit dankbaarheid voor een verkregen gunst of voor de genezing van een kwaal, een ex-voto. [N 96C (1989)]
III-3-3
|