e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geitestal geitestal: gęi̯te[stal] (Baarlo) De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.] I-6
geknield zitten knielen: kniele (Baarlo), op de knien zitten: op de kneen zitte (Baarlo, ... ), op de kneen zitten (Baarlo) (onder de consecratie) knielen, geknield zitten, op de knieën zitten [óp en kneije zitse?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gekookte hersens gekookte harren: Syst. WBD  gekaokte herre (Baarlo) Gekookte hersens (frikkedellen, sepieten?) [N 16 (1962)] III-2-3
gekruld haar krulhaar: krolhaor (Baarlo, ... ) gekruld haar [N 10 (1961)] III-1-1
geld centen: cente (Baarlo), knabben: knabbe (Baarlo), poen: poen (Baarlo), poentjes: puunkes (Baarlo) Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
gele kwikstaart kwikstaartje: kwikstertje (Baarlo) kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] III-4-1
gele lupine boontjes: bȳǝnkǝs (Baarlo), filipinen: filǝ`pinǝ (Baarlo), lupinen: lǝpīnǝ (Baarlo) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gelezen mis stille mis: sjtil mes (Baarlo, ... ) Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gelofte gelofte: gelofte (Baarlo) Een gelofte [t jelübde]. [N 96D (1989)] III-3-3
geloftegeschenk ex-voto (<lat.): exvoto (Baarlo), gift uit dankbaarheid: gift oet dankbaarheid (Baarlo) Een geloftegeschenk, beloftegift uit dankbaarheid voor een verkregen gunst of voor de genezing van een kwaal, een ex-voto. [N 96C (1989)] III-3-3