e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
glijders of lopers van de sleepcultivator slede: slęi̯ (Baarlo) Voor de bedoelde sledeijzers zie men afb. 79. [N 11A, 151e] I-2
glimworm lichtwormpje: leechwurmke (Baarlo) glimworm [SGV (1914)] III-4-2
gloria gloria (lat.): gloria (Baarlo, ... ) De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gluiperd luipendige, een -: loepetige (Baarlo) gluiper [SGV (1914)] III-1-4
gluiperig luipetig: loep-echtig (Baarlo) gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)] III-1-4
god de vader god de vader: god de vader (Baarlo, ... ), verlosser: verlosser (Baarlo) God de Vader. [N 96D (1989)] III-3-3
godslamp godslamp: godslamp (Baarlo, ... ) De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)] III-3-3
goed liggen goed zitten: goed zitten (Baarlo) Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51] I-11
goedaardige droes droes: drus (Baarlo), krop: krǫp (Baarlo) Een infectieziekte in de keelstreek die vooral jonge paarden aantast. Tussen de besmetting en het uitbreken van de ziekte verloopt ongeveer √®√®n week. Dan treedt koorts op, gepaard met ontsteking van het neusslijmvlies, waarbij veel slijm wordt afgescheiden, dat na enkele dagen etterig wordt. Typisch voor deze ziekte is de klierzwelling tussen de beide takken van de onderkaak; snel wordt de gezwollen klier dan week, verettert en breekt door. Gewoonlijk verloopt de ziekte goedaardig. [A 48A, 28b; N 8, 89 en 90a; N 52, 15b, 24 en 25; monogr.] I-9
goede vleeskoe goed soort koe: gōi̯ sǭrt ku (Baarlo) Breedgebouwde en goed in het vlees zittende koe. [N 3A, 141b] I-11