26785 |
inkuilen |
inkuilen:
enkule (L295p Baarlo)
|
De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19]
I-5
|
33182 |
inleggen (in een voor) |
inleggen:
enlɛqǝ (L295p Baarlo)
|
Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
19524 |
inmaakpot |
bonenpot:
bōūnnepot (L295p Baarlo),
kruidpot:
kroedpot (L295p Baarlo),
moespot:
moospot (L295p Baarlo),
worstpot:
worspot (L295p Baarlo),
zuurmoespot:
zoormoospot (L295p Baarlo)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25236 |
inslaan, van de bliksem gezegd |
inslaan:
insjlaon (L295p Baarlo),
inslaon (L295p Baarlo)
|
inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
enšpanǝ (L295p Baarlo)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
23605 |
introïtus |
intocht:
intoch (L295p Baarlo),
introtus (<lat.):
introitus (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo)
|
De intredezang, introïtus, door het koor gezongen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20827 |
inzouten |
inzouten:
inzoate (L295p Baarlo),
pekelen:
pekelen (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
zouten:
zoate (L295p Baarlo)
|
Wat is bij u de uitdrukking voor het inzouten van het vlees? [N 104 (2000)] || zouten (mv.?) [SGV (1914)]
III-2-3
|
23514 |
jaargetijde |
jaardienst:
jaordeens (L295p Baarlo),
jaargetijde:
jaorgetie (L295p Baarlo),
jaorgetieje (L295p Baarlo),
joargetieje (L295p Baarlo)
|
Een mis op de verjaardag van iemands overlijden, jaardienst, jaargetijde, jaargedachtenis [jörgentij, joaërgedechnis?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34074 |
jaarring |
hoornring:
hø̜̄reŋ (L295p Baarlo),
jaarring:
jǭreŋk (L295p Baarlo)
|
Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b]
I-11
|
18705 |
jacquetjak |
jak:
jak (L295p Baarlo)
|
jak in jacquetvorm [seketjek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|