19695 |
kast |
kast:
kas (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo)
|
kast [DC 39 (1965)], [SGV (1914)]
III-2-1
|
23448 |
kast voor liturgische gewaden |
aanrecht:
aanrecht (L295p Baarlo),
kast waar de kleren worden bewaard:
kes woee de kleier waerde bewaard (L295p Baarlo)
|
De kast(en) waarin deze gewaden liggend worden opgeborgen. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19505 |
kastplank |
kastenplank:
kastəplaŋk (L295p Baarlo),
schap:
šāp (L295p Baarlo)
|
plank in een kast [DC 16 (1948)], [DC 44 (1969)]
III-2-1
|
22311 |
katapult |
katapult:
kattepul (L295p Baarlo)
|
Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjeswegschieten? [DC 23 (1953)]
III-3-2
|
23213 |
katholiek |
katholiek (<fr.):
katholiek (L295p Baarlo)
|
katholiek [SGV (1914)]
III-3-3
|
28768 |
katoen |
katoen:
katūn (L295p Baarlo)
|
Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.]
II-7
|
33453 |
kattegat |
kattegat:
katǝgāt (L295p Baarlo)
|
Een al dan niet afgeschermde opening onder in de schuurpoort die katten in staat stelt om de schuur in te gaan om muizen en ratten te vangen. Blijkbaar wordt deze opening ook door kippen gebruikt. [N 4A, 42i; monogr.]
I-6
|
23273 |
kazuifel |
kazuifel:
kazuifel (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo)
|
Het kazuifel, het opperkleed dat de priester tijdens de mis draagt [kazufel, kazel, kruifel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33781 |
keel |
strot:
štrø̄ǝt (L295p Baarlo)
|
Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29]
I-9
|