24342 |
libel en waterjuffer |
garenpaap:
garepaap (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo)
|
libel, grote soort, ong. 7 cm, bruinachtig [DC 27 (1955)] || libel, kleine soort, ong. 5 cm, met blauwe en zwarte banden [DC 27 (1955)]
III-4-2
|
17540 |
lichaam |
lichaam:
lichaam (L295p Baarlo),
lijf:
liev (L295p Baarlo),
līēf (L295p Baarlo)
|
lichaam [N 10 (1961)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
17971 |
lichaamskracht |
macht:
gen mach mier (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
mach (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo)
|
lichaamskracht (kracht die een zieke geleidelijk verspeelt) [macht, maacht] [N 10 (1961)]
III-1-2, III-1-4
|
18084 |
lichaamsvocht |
leewater:
leiwater (L295p Baarlo),
water:
water (L295p Baarlo)
|
leewater [SGV (1914)] || lichaamsvocht (dat zich bijv. in de gewrichten bevindt) [N 10 (1961)]
III-1-2
|
26693 |
lichtboom van de handmolen |
licht:
lext (L295p Baarlo)
|
Het onder de pasbrug geplaatste balkje, als onderdeel van de licht van handmolens, waarmee de pasbrug op en neer kan worden bewogen. [N D, 22]
II-3
|
33677 |
lichte klei |
zavel:
zāvǝl (L295p Baarlo)
|
Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41]
I-8
|
25239 |
lichte nevel |
blaak:
blaok (L295p Baarlo),
dons:
dons (L295p Baarlo),
nevel:
nevel (L295p Baarlo)
|
lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
19353 |
lichtgeraakt, kregel |
het gauw te pakken hebben:
hêt ⁄t gauw (te pakke) (L295p Baarlo),
kregel:
kregel (L295p Baarlo)
|
kregel [SGV (1914)] || lichtgeraakt [SGV (1914)]
III-1-4
|
17656 |
lidmaat, ledematen |
lid, leden:
lééd (L295p Baarlo),
lidmaat, ledematen:
lidmaot (L295p Baarlo)
|
ledematen, lidmaat [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22750 |
lied, liedje |
lied:
leed (L295p Baarlo)
|
lied [SGV (1914)]
III-3-2
|