e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mout mout: mǭt (Baarlo) Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.] II-2
mouw hazesprong: hāzǝšprøŋk (Baarlo), mouw: moew (Baarlo) Gezwel, met name een vochtophoping, aan de achterzijde van het spronggewricht. Bij een jong paard kan een overvuld kniegewricht wel eens van voorbijgaande aard zijn, maar meestal is het een ernstige aandoening waarbij geen verbetering optreedt. Zie afbeelding 16. [A 48A, 54e; N 8, 32.10, 32.11, 90g, 90h, 90i en 90j; monogr.] || mouw [SGV (1914)] I-9, III-1-3
mouwschort mouwenscholk: moewesjälk (Baarlo) schort met mouwen [N 24 (1964)] III-1-3
mug mug: mök (Baarlo) steekmug [DC 18 (1950)] III-4-2
muik muik: moek (Baarlo) meuk [SGV (1914)] III-2-3
muilpeer peer: pêr (Baarlo) muilpeer, slag op de kaak [SGV (1914)] III-1-2
muiltje slof: seloffe (Baarlo), slofje: slufkes (Baarlo) Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)] || Muiltje. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men die zonder achterkant? [DC 44 (1969)] III-1-3
muis muis: moes (Baarlo), mōēs (Baarlo) muis [DC 35 (1963)], [SGV (1914)] III-4-2
muis (mv.) muis (mv.): mūūs (Baarlo) muizen (mv.) [SGV (1914)] III-4-2
muis van de hand muis: moes (Baarlo), muisje: muuske (Baarlo) muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)] III-1-1