e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nascharren, naoogsten harken: hęrǝkǝ (Baarlo), naharken: nǭhęrǝkǝn (Baarlo) De akker naoogsten met een rijf of houten hark. De boer deed dit doorgaans zelf, in tegenstelling tot het aren lezen dat dan door anderen werd gedaan. Zie de toelichting bij het lemma ''aren lezen'' (5.2.4). [N 15, 38a; JG 1a, 1b; L 34, 40; monogr.; add. uit N 15, 35; N 18, 93] I-4
natuurlijke waterloop beek: bē̜k (Baarlo) Natuurlijke, smal stromende waterloop. [N 27, 25; N 27, 24; A 2, 48; A 10, 21; A 20, 1d; A 20, 1c; AGV, m1; L 24, 17; L 24, 27; L 33, 10; L 37, 15; R I, 23; S 33; monogr.] I-8
nauw, eng eng: ing (Baarlo) nauw [SGV (1914)] III-4-4
navelbandje navelbandje: navelbendje (Baarlo) navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] III-2-2
necrobacillosis, rotkreupel rotkreupel: rotkreupel (Baarlo) Een besmettelijke klauwaandoening. Het begint met een ontsteking van de huid tussen de klauwen, daarna wordt de hoornwand aangetast en de zool van de klauw; deze laten los en er ontstaat kreupelheid. [N 77, 63; N 19, 69; A 48a, 29; N 52, 16; monogr.] I-12
neef neef: naif (Baarlo) neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)] III-2-2
neet, luizenei neet: neet (Baarlo, ... ) neet [SGV (1914)] || neet, luizenei [N 26 (1964)] III-4-2
negenoog negenoog: negenoug (Baarlo) negenoog, bloedzweer [SGV (1914)] III-1-2
nemen, pakken nemen: nemen (Baarlo), pakken: pakke (Baarlo) nemen [SGV (1914)] || pakken [SGV (1914)] III-1-2
neomist neomist (<gr.): neomist (Baarlo), nieuwe gewijde priester: nieuwe gewiede priester (Baarlo) Een pas gewijde priester, Neomist. [N 96D (1989)] III-3-3