33651 |
omwalde akker |
omwalde akker:
ømwɛldǝ akǝr (L295p Baarlo)
|
Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
34211 |
omweiden |
omjagen:
ø̜mjāgǝ (L295p Baarlo),
omweiden:
ømwɛi̯jǝ (L295p Baarlo),
omzetten:
ø̜mzɛtǝ (L295p Baarlo)
|
Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.]
I-11
|
25087 |
onbelangrijk |
weinig:
weinig (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo)
|
weinig [DC 39 (1965)]
III-4-4
|
21441 |
onbetrouwbare koopman |
jood:
det is ⁄ne Joed (L295p Baarlo),
eine joed (L295p Baarlo),
verneuker:
eine verneuker (L295p Baarlo)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18401 |
ondergoed |
ondergoed:
óngergood (L295p Baarlo)
|
ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
32731 |
ondergronden, woelen |
ondergronden:
oŋǝrgrondǝ (L295p Baarlo),
oŋǝrgroŋǝ (L295p Baarlo)
|
Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b]
I-1
|
32640 |
ondergronder, woeler |
ondergronder:
oŋǝrgrondǝr (L295p Baarlo),
oŋǝrgroŋǝr (L295p Baarlo)
|
De ondergronder of woeler was een aparte ploeg zonder kouter en riester, maar met een lansvormige schaar of twee in tegenovergestelde richting geplaatste messen vóór op het ploeghoofd. Vaak werd de oude aanaardploeg tot ondergronder omgebouwd. Met deze ploeg, die vóór de gewone ploeg uitging of erop volgde, werd de ondergrond, de bodem van de voor opengebroken. Men kon ook met de gewone ploeg de ondergrond losrakelen, door op de plaats van de voorschaar of het kouter, dan wel aan of onder de ploeghiel een woelschaar, een woelhaak of woelmes aan te brengen. Aldus werd tegelijkertijd de bovengrond geploegd en de ploegzool opengebroken. [N 11, 33j; N 11A, 76a + 76b + 77; N 27, 14]
I-1
|
33947 |
onderhaam |
onderhaam:
oŋǝrhām (L295p Baarlo)
|
Twee met elkaar verbonden kussens die het paard onder het haam draagt, als dat te groot is. [N 13, 11; monogr.]
I-10
|
21579 |
onderhandelen |
in de handel zijn:
in den handel zien (L295p Baarlo)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: in onderhandeling zijn over een bepaalde koop [in beding zijn met iemand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21351 |
onderhands |
onderhands:
onkerhangs (L295p Baarlo)
|
onderhandsch [SGV (1914)]
III-3-1
|