18589 |
overall |
overall (eng.):
overall (L295p Baarlo)
|
overall, werkpak uit één stuk [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34168 |
overdragen |
over tijd gaan:
over tijd gaan (L295p Baarlo)
|
Het overschrijden van de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 44]
I-11
|
32797 |
overdwars eggen |
dwars [eggen]:
dwē̜rs (L295p Baarlo)
|
Men egt een akker in de breedte om de ploegvoren te breken of om hem van onkruid te zuiveren. Meestal wordt de akker daarna ook nog eens in lengte geëgd. In de betrokken woordtypen hieronder verschijnen dwars, wars e.d. steeds met a als klinker, ook al beantwoordt aan de meeste dialectvarianten veeleer een type met e (dwers e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting op het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 84b; N 11A, 176d + 189d; monogr.]
I-2
|
18695 |
overhemd |
overhemd:
euverhemd (L295p Baarlo)
|
overhemd [ingels hemd, sporthemd, frontj] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32799 |
overhoeks eggen |
overoord [eggen]:
ø̄vǝrǭrt (L295p Baarlo)
|
Manier van eggen waarbij men met de eg schuin over de akker gaat. Men kan schuin in de lengterichting of schuin in de breedterichting eggen. Zie afb. 71. Nadat men een akker overhoeks geëgd heeft (om onkruid te bestrijden of om de grond gelijk te trekken), egt men hem gewoonlijk in de lengte af. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ¬¥eggen¬¥. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; N 11, 84c; N 11A, 177c; div.; monogr.]
I-2
|
18553 |
overjas (alg.) |
jas:
jas (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo),
overjas:
euverjas (L295p Baarlo)
|
herenoverjas; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || herenoverjas; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32796 |
overlangs heen en weer eggen |
in de lengte [eggen]:
en dǝ leŋtǝ (L295p Baarlo)
|
Bedoeld wordt de manier van eggen, waarbij men in de lengterichting werkend, na het keren de volgende egbaan onmiddellijk (soms met een kleine overlapping) laat aansluiten bij de vorige. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c + 1d; JG 2c; N 11, 84a; N 11A, 176c + 189c; monogr.]
I-2
|
19484 |
overloop |
overloop:
euverlaup (L295p Baarlo),
overloop (L295p Baarlo)
|
Hoe noemt u de vloer boven tussen de hoogste trede van de trap en de deuren van de kamers? (overloop, allee, denter) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
33051 |
overmouwen |
bindmouwen:
beŋmuu̯ǝ (L295p Baarlo)
|
De aflegger, en ook de binder (zie paragraaf 4.6), beschermde zijn armen tegen de stekende en snijdende halmen door er overmouwen overheen te schuiven. Vaak zijn het een paar oude kousen waarvan de teenstukken zijn afgeknipt; vandaar het type strompen: (afgesneden) kousen. [N 15, 54; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
19056 |
overtuigd |
overtuigd:
euvertuugd (L295p Baarlo)
|
overtuigd [SGV (1914)]
III-1-4
|