id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
30313 | raamvleugel | raam: rām (Baarlo) | Het draaiend deel van een raam. In L 270 bestond in oudere huizen een raam uit twee gedeelten. Het bovenstuk van zo'n raam kon naar binnen worden opengeklapt. Men noemde dit het 'bovenlicht' ('bǭvǝlēx'). Zie ook het lemma 'Bovenlicht'. [N 55, 40b; A 46, 10b; monogr.] II-9 |
19057 | raar, vreemd | vreemd: vrèmp (Baarlo), vrêmd (Baarlo) | 01; vreemd [SGV (1914)] || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)] III-1-4 |
28447 | raat | raat: roǝt (Baarlo) | Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.] II-6 |
19224 | raden | raden: rao‧je (Baarlo), roaje (Baarlo) | raden [N 07 (1961)] || raden (ww.) [SGV (1914)] III-1-4, III-3-2 |
18167 | rafel | rafel: reifels (Baarlo) | Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)] III-1-3 |
18168 | rafelen | rafelen: roafele (Baarlo), rǭfǝlǝ (Baarlo) | rafelen [SGV (1914)] || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.] II-7, III-1-3 |
19576 | ragebol | spinnenjager: sjpinnejaeger (Baarlo), spinnejaeger (Baarlo) | bezem (met lange steel); inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)] III-2-1 |
19433 | ramen lappen | ruiten wassen: rūtə wasə (Baarlo), ruiten zemen: rūtə zīəmə (Baarlo) | ramen zemen [DC 15 (1947)] III-2-1 |
18413 | rand van een hoed | rand: rank (Baarlo) | luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3 |
24626 | rank | rank: rank (Baarlo), reng (mv.): renj (Baarlo) | rank [SGV (1914)] || ranken (v.e. wingerd) [SGV (1914)] III-4-3 |