33652 |
toegang tot akker |
invaart:
envārt (L295p Baarlo),
vaartengat:
vōrtǝgat (L295p Baarlo)
|
[N 11, 8]
I-8
|
33697 |
toegangsweg naar het erf |
opvaart:
ǫp˲vārt (L295p Baarlo)
|
Toegangsweg of oprijlaan naar het boerenerf. [N 5A, 75a; N 5, 110; N P, 2 add.; monogr.]
I-8
|
19663 |
toilet |
huisje:
vroeger
hy(3)̄skə (L295p Baarlo),
w.c.:
tegenwoordig
wēsē (L295p Baarlo)
|
wc, toilet [N 05A (1964)]
III-2-1
|
21380 |
tol betalen |
barrier (<fr.) betalen:
breer betale (L295p Baarlo)
|
tol betalen [SGV (1914)]
III-3-1
|
19542 |
tondeldoos |
tondeldoos:
tinteldoe‧s (L295p Baarlo)
|
tondeldoos, koperen huls gevuld met licht ontvlambaar materiaal (tintelton, tinteldoos) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17727 |
tonen |
tonen:
tuine (L295p Baarlo)
|
tonen [SGV (1914)]
III-1-1
|
32056 |
toogpin |
toognagel:
tōxnāgǝl (L295p Baarlo)
|
De dunne, houten pin die in de pen-en-gatverbinding wordt geslagen, om de twee delen definitief met elkaar te verbinden. Zie ook afb. 142. [N 54, 38b; N 54, 64g; A 32, 9; monogr.]
II-12
|
21382 |
toonbank |
toon:
tuin (L295p Baarlo)
|
toonbank [SGV (1914)]
III-3-1
|
34588 |
toot |
tompen:
tømp (L295p Baarlo)
|
Elk van de uitstekende delen van de berries (bij de hoogkar) of de bakbomen (bij de slagkar) achter aan de kar. De opgaven van de woordtypen top, stoot en stots zonder meervoudsuitgang zijn als meervoudig geïnterpreteerd wegens hun velair vocalisme. Door het ontbreken van een mogelijke enkelvoudige tegenopgave, is het echter mogelijk dat het hier om enkelvoudsopgaven gaat. Met het woordtype staart wordt het geheel aangeduid, in tegenstelling tot de andere woordtypen, waarmee elk deel afzonderlijk wordt benoemd. [N 17, 28 + 37a; N G, 59a; monogr]
I-13
|
23464 |
torenhaan |
t hantje van dn taore?].:
haan (L295p Baarlo),
wēͅrhān (L295p Baarlo),
winkwiezer (L295p Baarlo)
|
De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)]
III-3-3
|