34204 |
tussenklauwontsteking |
gespleten voeten:
gǝsplētǝ vø̄t (L295p Baarlo),
scheurklauw:
šø̄rklau̯w (L295p Baarlo)
|
Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14]
I-11
|
21618 |
twee centiem |
twee centiem:
twie centiëm (L295p Baarlo)
|
koperen munt van 2 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
32960 |
tweede grasoogst |
nagras:
nǫgrās (L295p Baarlo)
|
Het gras dat de koeien afgrazen als ze voor de tweede maal in de wei lopen. [N 14, 129b]
I-3
|
32958 |
tweede klaveroogst |
tweede kleegroe(n)maad:
twidǝ klīǝgrǫmǝt (L295p Baarlo)
|
In verband met de benamingen voor nagras is de informanten ook gevraagd of ze een specifiek woord kenden voor de tweede klaveroogst; hier zijn alleen de opgaven opgenomen die afweken van die voor ''nagras''. [N 14, 128c]
I-3
|
23251 |
tweede luiden voor de mis |
klimpen:
klimpe (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo,
L295p Baarlo),
kwartier voor de mis:
kwarteer veur de mes (L295p Baarlo),
luiden:
luje (L295p Baarlo)
|
De klok luiden vóór de aanvang van de doordeweekse mis(sen). [N 96A (1989)] || Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)] || Het tweede luiden vóór de hoogmis [tezamen luiden, tsezame loeë]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20427 |
tweeling |
tweelinglammer:
twileŋlāmǝr (L295p Baarlo)
|
De woordtypen tweeling, tweerling, kweeling, koppel en de meervoudige begrippen als twee lammetjes duiden op twee schapen, maar tweelingslam, tweelinglam, tweelingslammetje, tweelingsschaap en tweerlinglam wijzen op één lam van een tweeling. [N 77, 138; N 70, 4]
I-12
|
34234 |
tweespeen |
tweedeemse:
twidēmsǝ (L295p Baarlo),
tweedemer:
twidēmǝr (L295p Baarlo)
|
Koe die slechts uit twee spenen melk geeft. [N 3A, 66]
I-11
|
21619 |
twintig frank |
twintig frank:
twintin frang (L295p Baarlo)
|
20 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33597 |
ui, ajuin |
look:
look (L295p Baarlo),
ooj:
ooie (L295p Baarlo)
|
I-7
|
20758 |
uienpannenkoek |
lookkoek:
Syst. WBD
laukkook (L295p Baarlo)
|
Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|