23330 |
vagevuur |
vagevuur:
vageveur (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L295p Baarlo,
L295p Baarlo)
|
Het vagevuur [vèègvuur, veëjevuur]. [N 96D (1989)] || vagevuur [SGV (1914)]
III-3-3
|
33795 |
vagina, geslachtsorgaan van de merrie |
kling:
kleŋ (L295p Baarlo)
|
Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40]
I-9
|
17822 |
vallen |
vallen:
vallen (L295p Baarlo)
|
vallen [SGV (1914)]
III-1-2
|
19051 |
vals |
vals:
valsch (L295p Baarlo)
|
valsch [SGV (1914)]
III-1-4
|
22331 |
vals spelen |
foetelen:
Dae foételt mèt kölse.
foétele (L295p Baarlo)
|
Oneerlijk spelen.
III-3-2
|
23907 |
van de duivel bezeten |
bezeten:
bezaete (L295p Baarlo),
van de duivel bezeten:
van den duuvel bezaete (L295p Baarlo),
van den dûvel bezete (L295p Baarlo)
|
Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34497 |
van de leg afraken |
van de leg af:
van dǝ lęk āf (L295p Baarlo)
|
[N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
33221 |
van uitlopers ontdoen |
(scheuten) afdoen:
āfdōn (L295p Baarlo)
|
Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.]
I-5
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rȳzǝlǝ (L295p Baarlo)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
34088 |
vangplooi |
vang:
vaŋ (L295p Baarlo)
|
Huidplooi tussen lies en uier. [N 3A, 115]
I-11
|