e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vuursteen ketssteen: ketssjtein (Baarlo) vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)] III-2-1
vuurtang, sinteltang vuurtang: vø&#x0304rtaŋ (Baarlo) vuurtang [N 05A (1964)] III-2-1
vuurtje stoken vinken: De twee deugnieten zaten achter het schuurtje te vinke.  vinke (Baarlo) Vuurtje stoken. III-3-2
waaienx waaien: waite (Baarlo), weije (Baarlo), weië (Baarlo), ⁄t waide (Baarlo) het waaide [SGV (1914)] || waaien [N 22 (1963)], [SGV (1914)] III-4-4
waarschuwen waarschuwen: woarchoewe (Baarlo, ... ) waarschuwen [SGV (1914)] III-3-1
waden baden: baaje (Baarlo), baajen (Baarlo) waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)] III-1-2
wafel wafel: waofel (Baarlo), woafel (Baarlo), woafele (Baarlo), Syst. WBD  waofel (Baarlo) Wafel [N 16 (1962)] || wafel [SGV (1914)] || wafels [SGV (1914)] III-2-3
wagenmaker radmaker: rātmē̜kǝr (Baarlo) De algemene benaming voor de vakman die karren, wagens en wielen vervaardigt en herstelt. Het woord stelmaker was ook bekend bij de respondenten uit Tegelen (L 270), Weert (L 289), Neer (L 294), Montfort (L 382), Limbricht (L 434), Genhout (Q 19b), Doenrade (Q 27), Oirsbeek (Q 33), Maastricht (Q 95) en Klimmen (Q 111). Het werd in de dialecten van die plaatsen echter niet gebruikt. Sommige zegslieden merkten ervan op dat het woord alleen in het zuiden van Nederlands-Limburg in plaatsen langs de Duitse grens gebruikelijk was. Reparaties aan de houten onderdelen van karren en wagens konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Nederweert (L 288), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Bocholt (L 317), Horn (L 325), Bree (L 360), Gerdingen (L 360a), Gruitrode (L 366), Kessenich (L 370), Maasbracht (L 377), Montfort (L 382), Meeswijk (L 424), Stein (Q 15), Geleen (Q 21), Schinnen ( 32), Nuth (Q 36), Amby (Q 102), Berg en Terblijt (Q 103), Margraten (Q 192) en Vijlen (Q 208). Defecte metalen onderdelen van karren en wagens werden doorgaans door de plaatselijke smid hersteld. Dit was het geval in: Blerick (L 269), Houtblerick (L 269a), Tegelen (L 270), Venlo (L 271), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Urmond (Q 14), Stein (Q 15), Schinveld (Q 30), Brunssum (Q 35), Maastricht (Q 95), Sibbe (Q 101a), Amby (Q 102) en Wittem (Q 204). In Waubach (Q 117a) werd dit werk door een bankwerker gedaan. Die noemde men schlosser (šlø̜sǝr). Zie ook het lemma ɛkoudsmidɛ in wld II.11, pag. 2.' [N G, 1a; N G, 2; Lu 5, 18a-b; A 27, 18a-b; RND 77; L 34, 18; monogr.] II-12
waggelen schokkelen: sjŏĕggələ louwpə (Baarlo), strobbelen: stroebele (Baarlo), strompelend lopen: sjtròmpelend (Baarlo), waggelend lopen: wakgelend (Baarlo), wiebelig lopen: wĭĕbbəlig louwpə (Baarlo) lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)] || slingerend lopen [N 38 (1971)] III-1-2
wak in het ijs mok: mok (Baarlo), sprong: Opm.: dit is een betere benaming!  ⁄n sprung (Baarlo), wak: ⁄n wak (Baarlo), wel: ⁄n wel (Baarlo) gat in het ijs, dat erin gehakt is [DC 44 (1969)] || gat in het ijs, waar het water niet bevroren is [DC 44 (1969)] III-4-4