e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zandfiguren bij de processie zandfiguren: zankfigure (Baarlo) De zandfiguren die op straten en stoepen worden gestrooid. [N 96C (1989)] III-3-3
zandzeef, onderste zeef in de wanmolen zandzeef: zāŋk˲zɛ̄f (Baarlo) De tweede, fijne, zeef in de wanmolen die het zand scheidt van hetgeen door de bovenste zeef is gekomen, zodat dit graanafval (stukjes aar, onkruidzaad, kleine korrels, enz.) als veevoer gebruikt kan worden. Zie ook de toelichting bij de lemma''s ''zeef in de wanmolen'' (6.3.7) en ''graanafval'' (6.1.30). [N 14, 45a; JG 1b -gedeeltelijk-; monogr.] I-4
zang, bussel gelezen aren handvol: hampǝl (Baarlo), zomer: sø̄mǝr (Baarlo) De bussel die de arenlezers bijeenbrengen. Vergelijk het lemma ''bussel geharkte aren'' (5.2.3). In het westen van de Kempen wordt opgemerkt dat dergelijke zangen vooral bij het lezen van hennep worden gemaakt. In het Noord-Truierlands worden de zangen niet gebonden, maar los verzameld. Godsschel, naar Jongeneel 1884, is een metafoor naar de vorm van de altaarbel. [N 15, 36; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
zanglijster, lijster lijster: liester (Baarlo) lijster [SGV (1914)] III-4-1
zaniken, zeuren zaniken: sanikke (Baarlo), zeuren: seure (Baarlo) zaniken [SGV (1914)] || zeuren [SGV (1914)] III-3-1
zedenpreek preek: praek (Baarlo), zedenpreek: zedepraek (Baarlo) Een zedenpreek, vermanende zedenles, sermoen. [N 96B (1989)] III-3-3
zedig zedig: zedig (Baarlo) Zedig. [N 96D (1989)] III-3-3
zeef zeef: zeef (Baarlo, ... ) zeef [SGV (1914)] || zeef in het algemeen [N 20 (zj)] III-2-1
zeef in de wanmolen kafzeef: kāfzɛ̄f (Baarlo) De zeef, in de vorm van een rooster, waarop de nog met graanafval vermengde korrels in de wanmolen vallen. Naar gelang de grootte van de korrel onderscheidt men wel de tarwezeef, de haverzeef, enz. In dit lemma gaat het alleen om het tweede deel van dergelijke samenstellingen; alleen wanneer een dergelijke samenstelling opponeert met de benaming voor de zandzeef (zie het lemma ''zandzaaf, onderste zeef in de wanmolen'', 6.3.8) is deze hier opgenomen. [N 14, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
zeef van de aardappelsorteermachine, algemeen zeef: zēf (Baarlo  [(mv zēvǝr)]  ) In dit lemma staan de algemene benamingen voor de zeef in de sorteermachine bijeen. Voor zover er (lexicaal onderscheiden) aparte benamingen zijn voor de specifieke zeven, zijn deze in de drie volgende lemmata verwerkt. Vaak is het meervoud opgegeven: de zeven van de sorteermachine. [N 12, 34d] I-5