e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

Gevonden: 4283
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zondag onze-heerzondag: s hiere zôndaag (Baarlo), zondag: zondaag (Baarlo), zóndig (Baarlo) De zondag, dag des Heren. [N 96D (1989)] III-3-3
zondag houden zondag houden: zóndig haoje (Baarlo), zondag vieren: zondaag veeren (Baarlo), zôndaag viere (Baarlo) De zondag houden/vieren/eerbiedigen/heiligen. [N 96D (1989)] III-3-3
zondag voor aswoensdag vastelavondszondag: vastelaoveszondaag (Baarlo) De zondag vóór Aswoensdag, vastenavond [vasteloaëved]. [N 96C (1989)] III-3-2
zondag voor pinksteren zondag voor pinksteren: zondaag vur pingstere (Baarlo) De zondag vóór Pinksteren (Rozenzondag). [N 96C (1989)] III-3-3
zondagmissaal `s zondagsmissaal: szondaagsmissaal (Baarlo), szondes missaal (Baarlo), misboek voor de zondag: mesbook veur de zondaag (Baarlo) Een kerkboek met misgebeden voor de zondagen en feesten van het kerkelijk jaar [zondagsmissaal(tje)?]. [N 96B (1989)] III-3-3
zondagschender zondagsschender: zôndaagschender (Baarlo) Iemand die zich niet houdt aan de zondagsrust (zondagschender). [N 96D (1989)] III-3-3
zondagse kleren `s zondagse kleren: sondusse kleijer (Baarlo) zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
zondagse schort witte scholk: van witte stof  witte sžaŏl⁄k (Baarlo) zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)] III-1-3
zondagsziekte beslag: bǝšlāx (Baarlo) Een ernstige stofwisselingsstoornis in de spieren van de achterhand van het paard, meestal na een zware werkperiode. De aanleiding tot de ziekte -ook maandagziekte genoemd - is overmatige en dikwijls eenzijdige voeding gedurende een periode van stalrust tijdens het weekeinde, bestaande uit suiker- en zetmeelhoudende stoffen. Gaat het dier weer aan het werk, dan verbrandt de suiker en het melkzuur dat hierbij vrij komt beschadigt de spieren. Na het inspannen vertoont het paard loomheid, een korte stap en laat het hoofd hangen. Specifiek is tevens een onzekere en wijde gang van de achterhand, gepaard met overdadig zweten. Laat men het paard niet meteen rusten, dan zakt het door in het achterstel en laat zich vallen. [A 48A, 1; N 8, 90r; monogr.] I-9
zonde zonde: zung (Baarlo, ... ) Een zonde [zund, zung]. [N 96D (1989)] || zonde [SGV (1914)] III-3-3