e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

Gevonden: 4283
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de ketel leegscheppen pompen: pompǝ (Baarlo), uitscheppen: ūtšø̜pǝ (Baarlo), uitschoepen: ūtšōpǝ (Baarlo) Het uitscheppen van de ketel met behulp van een koperen of houten schep. Om de laatste resten beter uit de ketel te kunnen verwijderen, plaatste men in Q 249 de ketel schuin door er een grote hamer onder te leggen. In L 387 had men een speciale ketelschraag die werd gebruikt om de ketel schuin te zetten bij het leegmaken. [N 57, 29; N 57, 30 add.] II-2
de kruisweg bidden de kruisweg beden: kruutsweg baeje (Baarlo), de staties afgaan: de sjtaties aafgaon (Baarlo), stasies aafgaon (Baarlo, ... ) De gebedsoefening langs de 14 staties van Jezus gang van Pilatus naar Golgotha [kruisweg, kruuswèg, kruutswèèg]. [N 96B (1989)] || De kruisweg bidden (in de vastentijd, op Goede Vrijdag, na n begrafenis) [de kruutswèèg bèèje, de statioeëne beëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3
de laatste voor ploegen (de voor) toeslepen: tušlęi̯pǝ (Baarlo) De laatste voor van het grote middendeel van een akker die men ploegde, kan op twee manieren worden afgewerkt. Als men een greppel wil laten ontstaan in verband met de waterafvoer (op lage gronden), dan ploegt men de laatste voor iets dieper dan de overige. Wil men daarentegen geen greppel overhouden, dan ploegt men de laatste voor ondiep uit en sleept men ze vervolgens dicht. De termen die in dit lemma onder A. zijn vermeld, werden opgegeven n.a.v. de vraag naar "de diepe middenvoor afwerken". Sommige ervan lijken ook bruikbaar voor het ploegen van de laatste voor in het algemeen. De onder B. opgenomen termen betreffen het ploegen van de laatste voor aan de zijkant(en). [N 11, 62; N 11A, 119e + 121e; div.; monogr.] I-1
de mei vieren richten: Dit ging gepaard met een tractactie voor de werklieden op de bouw. Beej Sjraar zien ze aan t richte, dr waas béer en flaai.  richte (Baarlo) Het hoogste punt bereiken bij de bouw van een huis. III-3-2
de melk inhouden ophouden: ǫphǭjǝ (Baarlo) Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.] I-11
de melk laten lopen (de melk) goed laten komen: (de koe) lyt gōt kǫmǝ (Baarlo), (de melk) laten lopen: lǭtǝ lǫu̯pǝ (Baarlo) De melk uit de spenen laten vloeien. [N 3A, 70] I-11
de merrie dekken dekken: dɛkǝ (Baarlo) Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b] I-9
de merrie is niet drachtig gust: gø̜s (Baarlo) [N 8, 48 en 49] I-9
de middag luiden de middagklok luiden: de middigklok luut (Baarlo), middag luiden: medaag (Baarlo) Het angelus luiden rond het middaguur [het luidt......?]. [N 96A (1989)] III-3-3
de mis dienen de mis dienen: de mes deene (Baarlo), de mis deene (Baarlo), mes dene (Baarlo) De mis dienen [diene, de mès deene?]. [N 96B (1989)] III-3-3