e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baarlo

Overzicht

Gevonden: 4283
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eenvoudig eenvoudig: ⁄nvoudig (Baarlo) eenvoudig [SGV (1914)] III-1-4
eer aan de vader eer aan de vader: ier aan de vader (Baarlo), eer zij de vader: ieere zij de vader (Baarlo) Het "Eer aan de Vader..."of "Glorie zij de Vader...". [N 96B (1989)] III-3-3
eerherstellende communie eerherstellende communie (<lat.): ierherstellende (Baarlo) Een eerherstellende communie op de 1e vrijdag van de maand. [N 96B (1989)] III-3-3
eerlijk eerlijk: ierlik (Baarlo) eerlijk: Jullie moeten die snoepjes - delen [DC 39 (1965)] III-1-4
eerste baardharen melkbaard: melkbaard (Baarlo), melkbaart (Baarlo) baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)] III-1-1
eerste communie eerste communie (<lat.): ierste (Baarlo), ierste kommunie (Baarlo), ieërste kemunie (Baarlo) De eerste H. Communie. [N 96D (1989)] III-3-3
eerste grasoogst voorgras: vø̄rgrās (Baarlo) Naar analogie van de eerste, tweede en derde hooioogst heeft men de informanten ook de vraag voorgelegd of er specifieke benamingen zijn voor de grasoogsten, wanneer een weide niet wordt afgehooid, maar afgegraasd. In dit lemma staan de opgaven voor het gras dat de beesten de eerste keer dat ze in de weide worden gelaten afgrazen en voor zover deze afwijkend zijn van die uit het algemene lemma ''gras''. [N 14, 129a] I-3
eerste mis van de neomist eerste mis: ierste (Baarlo), ierste mis (Baarlo), ieërste mès (Baarlo) De eerste H. Mis van de Neomist in de parochie van herkomst [priemiets, ieësjte maes]. [N 96D (1989)] III-3-3
eerste opbod eerste inzet: Opm. openbare verkoping = oetreup.  der ierste inzet (Baarlo), verkoop: ps. invuller geeft alleen de (algemene) benaming van openbare verkoping en geen duidelijke antwoorden op vraag a en b!  verkoup (Baarlo) de eerste verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij bij opbod wordt geboden [den inzet?] [N 21 (1963)] III-3-1
eerste rij schoven van het dorsbed aanleg: ǭnlęq (Baarlo), onderligger: ǫŋǝrle̜qǝr (Baarlo) De meest gebruikelijke inrichting van het dorsbed bestaat uit één lange rij schoven, in de lengterichting van de dorsvloer achter elkaar gelegd, en daarop een tweede laag die bestaat uit twee rijen, met de koppen van de schoven naar elkaar toegekeerd, zodat de aren op de eerste, ondersterij rusten. In dit lemma staan de benamingen van de eerste, onderliggende rij bijeen, die in lengterichting achter elkaar liggen. Opmerkenswaard (en elders ongebruikelijk) is hetgeen de zegsman van L 330 opgeeft: "drie of vier schoven werden losgemaakt en uitgespreid over de dorsvloer voordat het eigenlijke bed van twee rijen schoven met de koppen naar elkaar toe werd gelegd". Voor de fonetische documentatie van de woord(delen) [bed] en [brei], zie het lemma ''dorsbed, de laag schoven op de dorsvloer'' (6.1.16). Zie ook afbeelding 11, a.' [N 14, 17a; JG 1c, 2c; monogr.] I-4