18851 |
eenvoudig |
eenvoudig:
⁄nvoudig (L295p Baarlo)
|
eenvoudig [SGV (1914)]
III-1-4
|
23709 |
eer aan de vader |
eer aan de vader:
ier aan de vader (L295p Baarlo),
eer zij de vader:
ieere zij de vader (L295p Baarlo)
|
Het "Eer aan de Vader..."of "Glorie zij de Vader...". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23654 |
eerherstellende communie |
eerherstellende communie (<lat.):
ierherstellende (L295p Baarlo)
|
Een eerherstellende communie op de 1e vrijdag van de maand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18960 |
eerlijk |
eerlijk:
ierlik (L295p Baarlo)
|
eerlijk: Jullie moeten die snoepjes - delen [DC 39 (1965)]
III-1-4
|
17585 |
eerste baardharen |
melkbaard:
melkbaard (L295p Baarlo),
melkbaart (L295p Baarlo)
|
baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24010 |
eerste communie |
eerste communie (<lat.):
ierste (L295p Baarlo),
ierste kommunie (L295p Baarlo),
ieërste kemunie (L295p Baarlo)
|
De eerste H. Communie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32959 |
eerste grasoogst |
voorgras:
vø̄rgrās (L295p Baarlo)
|
Naar analogie van de eerste, tweede en derde hooioogst heeft men de informanten ook de vraag voorgelegd of er specifieke benamingen zijn voor de grasoogsten, wanneer een weide niet wordt afgehooid, maar afgegraasd. In dit lemma staan de opgaven voor het gras dat de beesten de eerste keer dat ze in de weide worden gelaten afgrazen en voor zover deze afwijkend zijn van die uit het algemene lemma ''gras''. [N 14, 129a]
I-3
|
24043 |
eerste mis van de neomist |
eerste mis:
ierste (L295p Baarlo),
ierste mis (L295p Baarlo),
ieërste mès (L295p Baarlo)
|
De eerste H. Mis van de Neomist in de parochie van herkomst [priemiets, ieësjte maes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21564 |
eerste opbod |
eerste inzet:
Opm. openbare verkoping = oetreup.
der ierste inzet (L295p Baarlo),
verkoop:
ps. invuller geeft alleen de (algemene) benaming van openbare verkoping en geen duidelijke antwoorden op vraag a en b!
verkoup (L295p Baarlo)
|
de eerste verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij bij opbod wordt geboden [den inzet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33121 |
eerste rij schoven van het dorsbed |
aanleg:
ǭnlęq (L295p Baarlo),
onderligger:
ǫŋǝrle̜qǝr (L295p Baarlo)
|
De meest gebruikelijke inrichting van het dorsbed bestaat uit één lange rij schoven, in de lengterichting van de dorsvloer achter elkaar gelegd, en daarop een tweede laag die bestaat uit twee rijen, met de koppen van de schoven naar elkaar toegekeerd, zodat de aren op de eerste, ondersterij rusten. In dit lemma staan de benamingen van de eerste, onderliggende rij bijeen, die in lengterichting achter elkaar liggen. Opmerkenswaard (en elders ongebruikelijk) is hetgeen de zegsman van L 330 opgeeft: "drie of vier schoven werden losgemaakt en uitgespreid over de dorsvloer voordat het eigenlijke bed van twee rijen schoven met de koppen naar elkaar toe werd gelegd". Voor de fonetische documentatie van de woord(delen) [bed] en [brei], zie het lemma ''dorsbed, de laag schoven op de dorsvloer'' (6.1.16). Zie ook afbeelding 11, a.' [N 14, 17a; JG 1c, 2c; monogr.]
I-4
|