33816 |
schrikachtig |
schouw:
šū (L324p Baexem)
|
Gezegd van schichtige, schuwe paarden, die angst hebben voor plotselinge geluiden en bewegingen. Zij slaan dan eventueel op hol, zodat zij streng aan de lijn gehouden dienen te worden. [JG 1a; N 8, 64j en 64k]
I-9
|
18871 |
schrikken |
schrikken:
sjrikke (L324p Baexem)
|
schrikken (geen context) [DC 38 (1964)]
III-1-4
|
19501 |
schuifgrendel |
schoude:
schaof (L324p Baexem),
sjao:f (L324p Baexem)
|
schuifgrendel [N 07 (1961)]
III-2-1
|
18102 |
schurft |
schurft:
šø̄rft (L324p Baexem)
|
Een zeer hardnekkige, heftig jeukende huidaandoening, die kan leiden tot sterke vermagering en zelfs tot totale uitputting van de aangetaste dieren. Schurft wordt veroorzaakt door verschillende soorten mijten, voor ieder dier weer verschillend. Zie ook het lemma ''schurft'' in wbd I.3, blz. 479-481. [N 3A, 89; N 52, 13; A 48A, 26; monogr.]
I-11
|
22824 |
schutter |
schutter:
sjötər (L324p Baexem)
|
schutter [RND]
III-3-2
|
19369 |
schuurtje |
schuurtje:
sjeurke (L324p Baexem)
|
schuurtje [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
34522 |
seksen |
seksen:
sɛksǝ (L324p Baexem)
|
Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b]
I-12
|
17752 |
sik |
sikje:
sikske (L324p Baexem)
|
sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
28694 |
sikkel |
(het/de) kromme:
krom (L324p Baexem)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
20791 |
sinaasappel |
appelsien:
appelsīēn (L324p Baexem)
|
sinaasappel [DC 48 (1973)]
III-2-3
|