e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L324p plaats=Baexem

Overzicht

Gevonden: 1867
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een huis huren huren: heūre (Baexem) een huis huren [DC 35 (1963)] III-2-1
een lelijk gezicht trekken een zuur gezicht zetten: n zoor gezicht zette (Baexem), gezichten snijden: gezichte snieje (Baexem), gezichter snijden: Humoristisch.  gezichter snieje (Baexem), nut kijken: nöt kieke (Baexem) grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)] III-1-4
een riek mest riek (mest): rēk (Baexem) Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.] I-1
een stuk grond enten enten: ɛntǝ (Baexem) Enten is het bestrooien van een akker of een pas ontgonnen stuk (heide)grond met aarde van een akker waarop het te telen gewas al eerder heeft gestaan. De entaarde is van goede kwaliteit. De geënte akker wordt meer geschikt voor het te telen gewas. Meestal gaat het om stikstofbindende planten als lupine (L 270, Q 2), klaver (Q 2), lucerne (Q 187a) en serradella (L 115, 192a), in het algemeen dus vlinderbloemigen (L 163, 248, 266, 294, Q 97). Termen als enten, inenten veronderstellen "een akker", "een stuk land" e.d. als object. [N 11, 25; N 11A, 33] I-1
een verkoudheid hebben een kou hebben: ich hub n koaj (Baexem), een kou te pakken hebben: ich hub n koaj te pakke (Baexem) Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)] III-1-2
een veulen werpen veulen: vø̜̄lǝ (Baexem) Als de weeën toenemen, gaat de merrie liggen. De geboorte begint, als de vliezen breken en het vruchtwater wegloopt. [JG 1a, 1b; N 8, 52] I-9
een voor afhakken, afscheppen afsteken: āfstę̄kǝ (Baexem) Voordat men een voor met de spade omwerkt, hakt of schept men, na eerst de mest met een riek in de voor geduwd te hebben, de bovenlaag van de harde voor af om deze aarde op de mest in de open voor te deponeren. De termen veronderstellen doorgaans de voor als object, ook als dat niet werd opgegeven. Toch kunnen ze soms - absoluut gebruikt - op de handeling zonder meer slaan (b.v. "ze zouden om de beurt spitten en (af)hakken c.q. afscheppen"). [N 11A, 149; N Q, 2b; div.; monogr.] I-1
een weide scheuren diep varen: [diep varen] (Baexem), doorsteken: dōrštę̄kǝ (Baexem), dreeg varen: [dreeg varen] (Baexem), omdoen: [omdoen] (Baexem), schellen: [schellen] (Baexem), scheuren: šøę̄rǝ (Baexem), ter zaai varen: [ter zaai varen] (Baexem) Een weide scheuren is het omploegen van weiland, vooral om het daarna als akkerland te gebruiken. Voor (delen van) varianten die hieronder in de [... [JG 1a + 1b + 1c + 1d; N 11, 42a + b + c; N 11A, 114 + 115a + b; monogr.] I-1
een wind laten een windje laten: ein windje laotje (Baexem), ene afrijten: d`r eine aafriete (Baexem), ene laten vliegen: eine laote vleege (Baexem) wind laten [N 10c (1961)] III-1-1
een zandbad nemen hoeveren: hūvǝrǝ (Baexem), moddelen: mudǝlǝ (Baexem) Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.] I-12