33634 |
ijzeren haak aan de puthaak |
puthaak:
pøͅthōͅk (L324p Baexem),
schephaak:
šøͅphōͅk (L324p Baexem)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
17701 |
ingewanden |
darmen:
derm (L324p Baexem),
ingewanden:
ingewanje (L324p Baexem)
|
ingewanden [N 10a (1961)]
III-1-1
|
33017 |
ingezaaid land |
vaardig:
vē̜rdex (L324p Baexem)
|
Wat men zegt van een akker wanneer alle bewerkingen tot en met het inzaaien verricht zijn. Zie ook het lemma ''pletplank, treedplankje'' in aflevering I.2, blz. 168. Het lemma bevat bijvoeglijke naamwoorden (attributief of predicatief gebruikt: ''ingezaaid land'' en ''het land is ingezaaid''), en, achterin, enkele zelfstandige naamwoorden en zegswijzen. [N 11A, 133b; N M, 25; monogr.]
I-4
|
33030 |
inkappen, eerste slagen maken met de zicht |
aanmaaien:
ān[maaien] (L324p Baexem),
inmaaien:
en[maaien] (L324p Baexem)
|
De eerste slagen met de zicht maken in een aan te maaien akker en tevens het uitvoeren van de "eerste fase" van de zichtbehandeling; zie de algemene toelichting van deze paragraaf. De terminologie wordt soms ook gebruikt voor het maken van de eerste gang voor de maaimachine; dit wordt uitdrukkelijk vermeld in K 316, L 270, 294, 320c, 355, 360, 372, 419, 420, 432, P 186, Q 99*, 121c, 197, 197a. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [maaien], zie het lemma ''maaien'' (3.1.1) en de klankkaart (kaart 7) in aflevering I.3. [N 15, 16j; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 23, 16.2; L 48, 32.2; Lu 1, 16.1a; monogr.; add. uit N 15, 16f]
I-4
|
26785 |
inkuilen |
inkuilen:
enkūlǝ (L324p Baexem)
|
De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19]
I-5
|
33182 |
inleggen (in een voor) |
inleggen:
enlɛqǝ (L324p Baexem)
|
Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
enšpanǝ (L324p Baexem),
voorspannen:
vø̜rspanǝ (L324p Baexem)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
19039 |
jammer |
jammer:
jaomer (L324p Baexem),
⁄t is jao:mer (L324p Baexem),
zonde:
zunj (L324p Baexem),
⁄t is zunj (L324p Baexem)
|
jammer [zund] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
is ... jaorig (L324p Baexem)
|
Hij is in juli jarig, maar de datum ... ik vergeten. [DC 45 (1970)]
III-3-2
|
24556 |
jeneverbes |
wacholderbeer:
wachelderbeer (L324p Baexem)
|
jeneverbes (Juiniperus communis L.) [Roukens 03 (1937)]
III-4-3
|