19325 |
koppig |
wars:
wē̜rs (L324p Baexem)
|
[JG 1a; A 48A, 41a; N 8, 64h]
I-9
|
34200 |
kopziekte |
kopziekte:
kopzēkdjǝ (L324p Baexem)
|
Door de overgang van de stal naar de weide treden stoornissen op in het maagdarmkanaal na plotselinge opname van grote hoeveelheden eiwit uit het jonge gras. Kopziekte komt vooral in het voorjaar voor. Bij een acuut verloop is er een potselinge aanval van krampen, waarbij alle ledematen, hals, hoofd, ogen en oren betrokken zijn. De opeenvolgende krampgolven nemen in hevigheid toe, totdat de dood volgt door een hartkramp (Berns 1983, blz. 137). Door de boeren wordt kopziekte vaak verward met melkziekte. Het zijn allebei zogenaamde deficiëntieziekten: bij kopziekte gaat het dan om een gebrek aan magnesium, bij melkziekte aan calcium. Zie ook het lemma ''kopziekte'' in wbd I.3, blz. 474-475.' [N 3A, 79; A 48A, 3; monogr.]
I-11
|
33964 |
kordeel, hotlijn |
zeel:
zeel (L324p Baexem)
|
Riem die of touw dat aan de korte teugel (cf. lemma Loenje) is vastgemaakt en door de voerman in de hand gehouden wordt. Als de voerman aan die lijn trekt, draait het paard naar links (haar), als hij er zachte rukjes aan geeft, draait het paard naar rechts (hot). Meestal wordt de gewenste richting van het paard echter vooral met commando''s aangegeven. [JG 1a, 1b; N 13, 29 en 32]
I-10
|
33092 |
korenmijt zetten |
zetten:
zętǝ (L324p Baexem)
|
Het maken van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Het object van de overgankelijke werkwoorden is steeds: een korenmijt, of, kortweg, koren. [N 15, 44; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
24194 |
korhoen |
korhoen:
koerhoon (L324p Baexem)
|
korhoen
III-4-1
|
20617 |
korst |
korst:
kors(t) (L324p Baexem)
|
korst; de harde buitenkant van kaas, brood, een pasteitje noemt men in het Nederlands korst. Gebruikt men dit in uw dialect ook? Zo ja, hoe wordt het uitgesproken? [DC 44 (1969)]
III-2-3
|
18013 |
kortademig |
dempig:
dempig (L324p Baexem, ...
L324p Baexem),
kort:
kort van aom (L324p Baexem)
|
kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
34520 |
kortwieken |
leewieken:
lēwikǝ (L324p Baexem),
toppen:
typǝ (L324p Baexem)
|
Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.]
I-12
|
23274 |
koster |
koster:
koͅstər (L324p Baexem)
|
koster [RND]
III-3-3
|
20650 |
kotelet, ribstuk |
karbonade:
Syst. WBD
karmenaaj (L324p Baexem)
|
Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|