e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L324p plaats=Baexem

Overzicht

Gevonden: 1867
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
langwerpige streep van voorhoofd tot neus bles: blęs (Baexem) Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b] I-9
langzaam, traag langzaam: langsaam (Baexem) langzaam (lui, traag, stil, telijig) [DC 39 (1965)] III-4-4
langzamer kalm-aan: kalǝm ān (Baexem) Voermansroep om het paard langzamer te doen gaan. [N 8, 95h en 96] I-10
leeftijd, ouderdom leeftijd: gê lauptj nog flink veur ‰mes van ‰Ëre  lēftīēt (Baexem) U loopt nog flink voor iemand van uw leeftijd. [DC 39 (1965)] III-2-2
leewater leewater: lęi̯wātǝr (Baexem) Gewrichtsontsteking bij veulens - ook bij kalveren en hoenders -, door een vochtophoping, veroorzaakt door een besmetting die bij veulens vooral via een navelwond binnendringt. [A 48A, 12c; N 8, 90m en 90n; monogr.] I-9
lege eerste koe guste koe: gø̜stǝ [koe] (Baexem) Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.] I-11
legger legger: lęqǝr (Baexem) Een veel voorkomende zwelling of slijmbeursje van verschillende grootte aan de achterkant van de elleboog. Ze ontstaat door de druk van de kalkoenen der voorijzers op het gewricht, als het dier over een te kleine ligplaats beschikt en daardoor met de borst op de onder het lijf getrokken voeten ligt. De legger is een schoonheidsfout, die bij het lopen niet hindert maar wel pijnlijk kan zijn. [N 8, 32.1, 90d, 90f en 90g; monogr.] I-9
legnest est: ęst (Baexem), legnest: lęknęst (Baexem), nest: nęst (Baexem) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
lelietje-van-dalen sneeuwklokje: sjnieê-klökske (Baexem) lelietje-van-dalen [DC 57 (1982)] III-4-3
lende lende: linje (Baexem), Uitdr.: linjelaam = verlamming in de lendenen.  linje (Baexem) lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)] III-1-1