id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
32989 | blad van de korenhalm | lis: (mv) lesǝ (Baexem) | Het smalle blad van de korenhalm. Zie afbeelding 2, b. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4 |
33043 | blad van de zicht | blad: blāt (Baexem), zicht: [zicht] (Baexem) | Het gebogen ijzeren deel van de zicht dat aan de onderkant van de steel bevestigd is. Met de scherpe, holle kant wordt het koren, graan, enzovoorts gemaaid. Vergelijk de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 met name voor wat betreft de gelijkenis van het blad van de zicht met dat van de zeis, en ook de toelichting bij het lemma ''blad van de zeis'' (3.2.11) in aflevering I.3 en de daarbij horende kaart. Zoals bij de zeis vindt men ook hier, bij het "werkende deel" van het gereedschap, de benamingen van het gereedschap als geheel: zicht en pik. Zie afbeelding 5. Voor de fonetische documentatie van het woord [zicht] zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). [N 18, 70c; JG 1a; monogr.] I-4 |
32972 | blad, bladeren van een plant | blad: blāt (Baexem), blader: blāi̯ǝr (Baexem) | Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.] I-4 |
34405 | blaten | blaten: blātǝ (Baexem), mekkeren: mɛkǝrǝ (Baexem) | Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.] I-12 |
24473 | blauwe bosbes | malmert: malmertə (Baexem) | bosbes, alg. [Roukens 03 (1937)] III-4-3 |
33808 | blauwe en bruine schimmel | blauwe schimmel: blau̯ǝ šømǝl (Baexem), bruine schimmel: brūnǝ šømǝl (Baexem) | De blauwe schimmel is overwegend blauw of grijsblauw, met zwarte manen. Bij de bruine schimmels zijn allerlei schakeringen mogelijk: lichtbruin, donkerbruin, goudbruin, kastanjebruin, roodbruin, zwartbruin of geappeld bruin. Sommige gelijken in kleur sterk op de vossen, maar onderscheiden zich van deze door hun zwarte manen, staart en poten. In principe worden alle paarden die bruine of rode dekharen, zwarte manen en staart hebben, beschreven als bruin. [N 8, 63b] I-9 |
17691 | blazen | blazen: bloaze (Baexem) | blazen [DC 37 (1964)] III-1-1 |
24969 | blijven wachten | blijven: blīēve (Baexem) | blijven [DC 37 (1964)] III-4-4 |
33780 | blijvend gebit | paardstanden: pē̜rstɛnj (Baexem) | Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b] I-9 |
17683 | bloed | bloed: blood (Baexem, ... ) | bloed [N 10 (1961)] III-1-1 |