e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Baexem

Overzicht

Gevonden: 1867
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broedende kip op eieren broek: bruk (Baexem), kloek: kluk (Baexem) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12
broeds broeds: brø̄ts (Baexem) Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.] I-12
broedse kip die men niet wil laten broeden broek: bruk (Baexem) [N 19, 43b] I-12
broek: algemeen boks: doe leups aug altiet mêdein aafgezakjdje bŏoks (Baexem), hê heel zien books op mêdĕnĕ lêre reem (Baexem) Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3
broekkettingen spankettingen: spankettingen (Baexem) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broeksriem riem: hê heel zien books op mêdĕnĕ lêre reem (Baexem) Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] III-1-3
brokkelhoef weke voeten: węi̯kǝ vø̄t (Baexem) Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u] I-9
bromtol huildop: huuldob (Baexem), kokkerellen: kŏŏkkerelle (Baexem) Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt. II. als deze van blik en bontgekleurd is? [DC 24 (1953)] III-3-2
bronstig breustig: brø̄stex (Baexem), brø̜̄stex (Baexem) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
brood brood: broët (Baexem), brôêt (Baexem) brood [DC 39 (1965)], [RND] III-2-3