21365 |
schieten |
schieten:
sheeate (Q196a Banholt)
|
schieten [SGV (1914)]
III-3-1
|
19765 |
schilderij |
schilderij:
en shoean sh. (Q196a Banholt),
shilderiej (Q196a Banholt),
shilderij (Q196a Banholt)
|
prent [SGV (1914)] || schilderij [SGV (1914)] || schoone [een ~ schilderij] [SGV (1914)]
III-3-2
|
21244 |
schip |
schip:
ship (Q196a Banholt)
|
schip [SGV (1914)]
III-3-1
|
18272 |
schoen: algemeen |
schoen:
shooan (Q196a Banholt)
|
schoen [SGV (1914)]
III-1-3
|
18303 |
schoenen (mv.) |
schoenen (mv.):
shooan (Q196a Banholt)
|
schoenen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
21367 |
schot |
schot:
sheuat (Q196a Banholt)
|
schot [SGV (1914)]
III-3-1
|
33059 |
schoven binden |
jassen:
jasǝ (Q196a Banholt),
joepen:
jupǝ (Q196a Banholt
[(alleen voor de middelste band)]
),
kassen:
kasǝ (Q196a Banholt)
|
Het werk van de binder die achter de zichter aankomt en die om de hoeveelheid halmen die de zichter afgetrokken heeft twee (soms ook één) banden doet en zo de garven, gebonden schoven, maakt. Wanneer het graan met de zeis gemaaid wordt en de aflegger achter de maaier aankomt, worden het "afleggen", het "vormen" en het "binden" vaak in één doorgaande handeling uitgevoerd. Jassen en kassen worden (elders) ook gebruikt voor het opzetten en samenbinden van de korenhokken, zie het lemma ''schoven opzetten in een hok'' (4.6.13). De volgorde van de varianten van het type binden is: a. consonantcluster: -nd-/-ndj-/-]d, -n-, -nj-, -]-; b. vocalisme: -e-, -ę-, -ęi̯-, -ē-, -i-.' [N 15, 15d, 15e2 en 20; JG 1a, 1b; A 23, 16.2; L 1 a-m; L 1u, 15; L 48, 34.2; Lu 1, 16.2, Lu 2, 34.2; monogr.]
I-4
|
33068 |
schoven opzetten in een hok |
mandelen:
maŋǝlǝ (Q196a Banholt)
|
In dit lemma komen de benamingen voor het opzetten van de stuiken aan de orde. Vergelijk ook aflevering I.3 over het opzetten van oppers, heukelingen, enz. in de weidebouw. Ook hier wordt verwezen naar het zelfstandig naamwoord in het volgende lemma. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds schoven. Ook wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de stuik, in het woordtype voorkomt, wordt dat woord steeds fonetisch gedocumenteerd, daar immers het getal niet overeenkomt met dat van het lemma ''graanhok, struik, mandel'' (4.6.14). Enig materiaal van "haver opzetten" is hier ingebracht, waar nodig met een aantekening. [N 15, 28; JG 1a, 1b, 2c; A 23, 16.2; L 48, 34.2; Lu 1, 16.2; Lu 2, 34.2; monogr.]
I-4
|
21368 |
schreeuwen |
beuken:
beuake (Q196a Banholt)
|
schreeuwen [SGV (1914)]
III-3-1
|
25893 |
schroefblok |
balkje:
bɛlkskǝ (Q196a Banholt)
|
Het vierkante metalen blokje rond de schroefdraad van de pers. Zie afb. 19. [N 57, 12b]
II-2
|