26436 |
molenstenen |
stenen:
št ̇ē̜jn (L327p Beegden
[(id)]
)
|
De algemene benaming voor de stenen waarmee het graan gemalen wordt. Het woordtype kwernstenen duidt de stenen van een handmolen aan. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 17a; N D, 5; Sche 46; Jan 119; Coe 96; Grof 115; monogr.]
II-3
|
26068 |
molentrap |
trap:
trap (L327p Beegden)
|
De trap aan de voorweeg van de standerdmolen. Zie ook afb. 21. [N O, 48f; Sche 17]
II-3
|
32856 |
molshoop in het grasland |
molshoop:
(mv mǫlshø̜i̯p)
mǫlshǫu̯p (L327p Beegden)
|
Hoopje aarde, opgeworpen door een mol. Op de cultuurgronden en ook in het weiland zijn molshopen hinderlijk voor de boer, en hij zal proberen de mollen te vangen en de molshopen in het veld te verwijderen met de sleep (zie het lemma ''slepen'' in aflevering I.1.2, p. 175-176) of met een ander werktuig (zie het volgende lemma: ''molshopen verspreiden''). De benaming van de molshoop is vaak in het meervoud opgegeven. Daarom zijn bij de onderstaande woorden overal waar in de enquêtes door de informanten ook de meervoudsvormen zijn vermeld, deze hier ook opgenomen. In enkele streken worden de molshoop en de mol door hetzelfde woord benoemd. Daarom is in deze paragraaf ook het lemma ''mol'' opgenomen. De plaatsen waar de woorden voor mol en molshoop hetzelfde zijn, zijn hieronder gekenmerkt door het teken = bij de plaatscode; ze zijn in kaart 3, Mol, genoteerd.' [N 14, 80a; N 14, 81 add.; JG 1a, 1b, 1c; A 18, 12; L 1 a-m; L 1u, 165; L B2, 212; S 24, monogr.]
I-3
|
17758 |
mond |
mond:
muunj (L327p Beegden),
môntj (L327p Beegden)
|
mond [SGV (1914)] || monden [SGV (1914)]
III-1-1
|
23222 |
monnik |
pater (lat.):
pater (L327p Beegden)
|
monnik [SGV (1914)]
III-3-3
|
23224 |
morgengebed |
morgensgebed:
mörgesgebĕd (L327p Beegden)
|
morgengebed [SGV (1914)]
III-3-3
|
20923 |
mossel |
mossel:
mosjel (L327p Beegden),
mósjel (L327p Beegden)
|
mossel [SGV (1914)]
III-2-3
|
20839 |
mosterd |
mosterd:
zoo sjterk es mosterd. (de al ins gehele tijd).
mósterd (L327p Beegden)
|
mosterd [SGV (1914)]
III-2-3
|
24355 |
mot |
mot:
mot (L327p Beegden),
mòt (L327p Beegden)
|
mot [DC 24 (1953)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
25130 |
motregen, fijne regen |
motregen:
motrègen (L327p Beegden)
|
motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)]
III-4-4
|