e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
motregenen, licht regenen miezen: ’t begintj te mieͅzele (Beegden), zeveren: zeivere (Beegden) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] III-4-4
mout mout: mout (Beegden), mǭt (Beegden) Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.] II-2
mouw mouw: Opm. bijv. hê z´t de waal eine moew aan passe. (ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a).  moew (Beegden) mouw [SGV (1914)] III-1-3
mug steekmug: sjtêkmöG (Beegden) steekmug [DC 18 (1950)] III-4-2
muik molling: molling (Beegden) meuk [SGV (1914)] III-2-3
muiltje slipper: sjlippers (Beegden) Hoe noemt men de muilen? [DC 09 (1940)] III-1-3
muis muis: z?? sjtil es ei muuske  moes (Beegden) muis [SGV (1914)] III-4-2
muis (mv.) muis (mv.): muus (Beegden) muizen (mv.) [SGV (1914)] III-4-2
muis van de hand muis: moes (Beegden) muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)] III-1-1
muizen muizen: \'es de [katte moeze, mauwe ze neet\'  moeze (Beegden) muizen (ww) [SGV (1914)] III-2-1