19010 |
nieuwsgierig |
nieuwsgierig:
noesjerig (L327p Beegden),
Opm. bijv. noesjêrig ´s einen aap.
noesjêrig (L327p Beegden)
|
nieuwsgierig [SGV (1914)] || nieuwsgierig, benieuwd: die vrouw is erg - [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
17724 |
nieuwsgierig kijken |
nieuwsgierig kijken:
nusjierig kieke (L327p Beegden)
|
kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18020 |
niezen |
niesten:
neeste (L327p Beegden, ...
L327p Beegden)
|
niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] || niezen, proesten [SGV (1914)]
III-1-2
|
21401 |
niks waard |
niks waard:
det is nieks wêrd (L327p Beegden)
|
waard (dat is niets ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
20401 |
noemen |
noemen:
neume (L327p Beegden)
|
noemen, een naam geven [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
30213 |
nok |
vorst:
vorst (L327p Beegden)
|
De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.]
II-9
|
21348 |
nors |
nors:
nors (L327p Beegden)
|
norsch (barsch) [SGV (1914)]
III-3-1
|
21651 |
notariskosten |
schrijfgeld:
sjrīēfgeldj (L327p Beegden)
|
gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33559 |
notenboom |
notenboom:
-
notebaum (L327p Beegden)
|
okkernoot [DC 17 (1949)]
I-7
|
24947 |
oever |
oever:
oover (L327p Beegden),
schoor:
sjôôr (L327p Beegden)
|
oever [SGV (1914)] || oeverhelling [SGV (1914)]
III-4-4
|