17935 |
op de loop gaan |
op de loop gaan:
oppe luip goan (L327p Beegden)
|
op de loop gaan [SGV (1914)]
III-1-2
|
21692 |
op de markt verkopen |
markten:
merten (L327p Beegden)
|
verkopen, goederen op de markt gaan ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17966 |
op de schouder zitten |
op de nek zitten:
bei vader op de nak zitte (L327p Beegden),
op de nak zitte (L327p Beegden)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] || rug: op de rug zitten [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17949 |
op de tenen lopen |
op de tenen lopen:
op de teen laupe (L327p Beegden)
|
lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17934 |
op een sukkeldrafje lopen |
op een drafje lopen:
op n drefke (L327p Beegden)
|
lopen: op een sukkeldrafje lopen [schokke, op n schökske loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
32920 |
op rijen zetten |
reken:
rē̜kǝ (L327p Beegden)
|
Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.]
I-3
|
22368 |
op stelten lopen |
op stelten lopen:
op sjtĕltje loupe (L327p Beegden)
|
stelten [op ~ loopen] [SGV (1914)]
III-3-2
|
21548 |
openbare verkoop |
publieke verkoop:
publieke verkoup (L327p Beegden),
uitroep:
ps. niet omgespeld; tussen deze 2 woorden staat een "verbindingsboogje".
oe:t reup (L327p Beegden)
|
openbare verkoping van goederen, huisraad vooral [koopdag, uitroep?] [N 21 (1963)] || openbare verkoping van onroerende goederen [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19255 |
ophouden met het werk |
ophouden:
ophoaje (L327p Beegden)
|
ophouden (m.h. werk) [SGV (1914)]
III-1-4
|
25150 |
opklaren |
opklaren:
het klaortj op (L327p Beegden)
|
opklaren, helder worden [op-, doorweere, optrekken, afzomen, zich klaren, opklaren] [N 22 (1963)]
III-4-4
|