23236 |
pastorie |
pastorie:
pasterie (L327p Beegden)
|
pastorie [SGV (1914)]
III-3-3
|
20685 |
patates frites |
friet:
friet (L327p Beegden)
|
de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)]
III-2-3
|
23285 |
paus |
paus:
paus (L327p Beegden)
|
paus [SGV (1914)]
III-3-3
|
20414 |
peetoom |
peter:
pèèter (L327p Beegden),
peteroom:
pèèteroeəme (L327p Beegden),
pêteroame (L327p Beegden, ...
L327p Beegden),
pêterôôme (L327p Beegden)
|
peetoom [SGV (1914)] || peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20415 |
peettante |
meter:
mèèter (L327p Beegden),
peet:
pèèt (L327p Beegden),
peettant:
pêttant (L327p Beegden, ...
L327p Beegden),
petertant:
pèètertant (L327p Beegden)
|
meter (de vrouw, die het kind ten doop houdt en wier naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] || peettante (de tante naar wie iemand genoemd is) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
26233 |
pensteen |
pineindsteen:
pineindsteen (L327p Beegden)
|
De steen op de penbalk waarin het achtereinde van de molenas en in het bijzonder de daaraan bevestigde ijzeren pin, de taats, draait. De pensteen is in het algemeen uit een harde steensoort vervaardigd en kent een halfcilindervormige uitsparing. Zie ook afb. 47 en 48. [N O, 29a; A 42A, 88]
II-3
|
20842 |
peper |
peper:
pèper (L327p Beegden)
|
peper [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
17911 |
persen |
persen:
pĕrse (L327p Beegden),
pressen:
prĕsse (L327p Beegden)
|
persen [SGV (1914)]
III-1-2
|
33566 |
perzik |
pche (fr.):
pees (L327p Beegden),
peers:
peers (L327p Beegden)
|
perzik [SGV (1914)]
I-7
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (L327p Beegden),
muts:
möts (L327p Beegden, ...
L327p Beegden)
|
Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)] || pet [SGV (1914)]
III-1-3
|