19778 |
sering |
kruidnagel:
kroednêgelke (L327p Beegden, ...
L327p Beegden),
kruidnageltje:
-
kroetnegelkes (L327p Beegden),
kroetnegelkes* (L327p Beegden)
|
[DC 17 (1949)] [SGV (1914)]sering [DC 17 (1949)], [SGV (1914)]
I-7, III-4-3
|
17752 |
sik |
sik:
sik (L327p Beegden)
|
Geitenbaard. [N 77, 87; S 32; monogr.]
I-12
|
28694 |
sikkel |
zekel:
zēkǝl (L327p Beegden)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
19065 |
sip (kijken) |
sneu kijken:
sjnêû kieke (L327p Beegden)
|
sip kijken [SGV (1914)]
III-1-4
|
21444 |
sjacheraar |
sjachelaar:
sjachelîêr (L327p Beegden)
|
sjacheraar: Iemand die zich aan minderwaardige handel bezondigt [sjatser, sjacheléér? enz.] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21581 |
sjacheren |
sjachelen:
sjachelen (L327p Beegden)
|
Sjacheren, op verachtelijke wijze handel drijven [sjacheren, sjachelen, sjatsen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33587 |
sjalot |
sjarlot:
sjɛrlot (L327p Beegden)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
17870 |
slaan |
slaan:
sjloan (L327p Beegden),
sjlōān dig ôm me ôâre (L327p Beegden)
|
ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [SGV (1914)]
III-1-2
|
33390 |
slaapplaats van de knecht bij het vee |
paardsstalkamertje:
pērštalkē̜ ̞mǝrkǝ (L327p Beegden)
|
De ruimte in de paarde- of, zij het minder gebruikelijk, koestal waar de knecht slaapt. Een aantal benamingen betreffen meer het bed van de knecht dan de ruimte waar dat bed staat. Enkele benamingen verwijzen naar een hoger gelegen ruimte of naar de zolder boven de paarde- of koestal waar de knecht dan slaapt. [N 5A, 13b, 34e, en 59f; A 7, 32; R 3, 59; monogr.]
I-6
|
25342 |
slachten |
slachten:
šlaxtǝ (L327p Beegden)
|
Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.]
II-1
|