e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sleutelbloem paasbloemetje: -  poâsbleumke (Beegden) sleutelbloem, gekweekt (Primula) [DC 24 (1953)] III-4-3
sleutelbos sleutels aan een ring: sjloeutels aan `nen rink (Beegden) Sleutelbos (afbeelding) [DC 14 (1946)] III-2-1
sliepuit sliepuit: sjliep oet! (Beegden) uitsliepen: inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 07 (1961)] III-3-2
slobkous gamasche: gamashe (Beegden) Hoe noemt men de slobkous of lappenkous, door de arbeiders hier en daar bij vuil werk op het land gedragen? [DC 09 (1940)] III-1-3
slokdarm slokdarm: sjlokdèrm (Beegden) slokdarm [krop, gorgel] [N 10 (1961)] III-1-1
slons (slodder?) slons: sjlons (Beegden) slons [SGV (1914)] III-1-4
slot slot: slōǝt (Beegden) Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.] II-9
sluik haar varkenshaar: verkeshaor (Beegden) recht, sluik haar [N 10 (1961)] III-1-1
sluimeren sluimeren: sjloemere (Beegden) sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)] III-1-2
slurpen slurpen: sjlŭrpe (Beegden) slorpen [SGV (1914)] III-2-3