e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spons spons: špons (Beegden) spons om ruiten mee schoon te maken [DC 15 (1947)] III-2-1
spook spook: sjpôôk (Beegden) spook [SGV (1914)] III-3-3
spoorwiel spoorwiel: spoorwiel (Beegden) Het kamrad onder aan de koning dat in de rondsels of bonkelaars van de staakijzers grijpt; de kammen staan ofwel loodrecht op de wielschijf of in het verlengde ervan. Zie ook afb. 59, 63 en 64.26. In l 381b bevindt het spoorwiel zich op de steenzolder van de molen. [N O, 50i; N O, 50j; A 42A, 104, Sche 41] II-3
sporen van de haan hanensporen: hānǝšpǭrǝ (Beegden) Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.] I-12
sport van een stoel sproot: šprōͅət (Beegden) ronde of vierkante latten, die soms de poten van een stoel aan de onderzijde verbinden [DC 19 (1951)] III-2-1
spotten spotten: sjpotte (Beegden) spotten [SGV (1914)] III-1-4
spreeuw spraan: sjprein (Beegden), sjprēēn (Beegden), sjprên (Beegden), spreeuw: sprêêw (Beegden) Hoe heet de spreeuw? [DC 06 (1938)] || spreeuw [SGV (1914)] III-4-1
spreken, praten kallen: kalle (Beegden), kallen (Beegden), praten: proaten (Beegden), spreken: sjprêke (Beegden) praten [SGV (1914)] || spreken [SGV (1914)] || spreken; ik versta jullie niet, jullie moeten een beetje harder - [DC 03 (1934)] III-3-1
sprinkhaan hooispringer: huijsjpringer (Beegden), hooispringerd: heusjpringerd (Beegden), huijsjpringert (Beegden) sprinkhaan [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] III-4-2
sproeten sproeten: sjproete (Beegden), spronselen: sjproonsjele (Beegden) sproet(en) [SGV (1914)] || sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)] III-1-1