21658 |
te koop aanbieden |
aanbieden:
aanbeeje (L327p Beegden)
|
aanbieden, Voor een bepaalde prijs te koop ~ [loven of geloven? zegt men wel: wat looft ge uw kippen = welke prijs vraagt ge ervoor?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21671 |
te laat betalen |
verlopen van de betaaldag:
Opm. bijv. bij belastingen.
het verlaupe van de vervaldaag (L327p Beegden)
|
Betekenis en uitspraak van het woord vertijen [werkwoord] i.v.m. betalen van schulden? A.u.b. uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17680 |
teen |
teen:
tê (L327p Beegden),
tên (L327p Beegden)
|
teen [SGV (1914)] || tenen [SGV (1914)]
III-1-1
|
25992 |
teerlingen |
bokken:
(enk)
bu ̞k (L327p Beegden)
|
De vier, vaak gemetselde, blokken waar de uiteinden van de kruisplaten op rusten. Zie ook afb. 12. [N O, 42i; Sche 10; A 42A, add.]
II-3
|
21208 |
telegram |
telegram:
telegram (L327p Beegden)
|
telegram [SGV (1914)]
III-3-1
|
32965 |
telen, verbouwen |
kweken:
kwēkǝ (L327p Beegden)
|
Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.]
I-4
|
19781 |
thuis |
heem:
heim (L327p Beegden),
thuis:
thoes (L327p Beegden)
|
thuis [SGV (1914)]
III-2-1
|
21611 |
tien-guldenstuk |
tientje:
tientje (L327p Beegden)
|
tien-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22230 |
tijdverdrijf |
tijdpassering:
tiedpasseering (L327p Beegden)
|
tijdkorting [SGV (1914)]
III-3-2
|
22855 |
tijger |
tijger:
tījger (L327p Beegden)
|
tijger [SGV (1914)]
III-3-2
|