34289 |
tuieren |
tuieren:
tyǝrǝ (L327p Beegden)
|
Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.]
I-11
|
34295 |
tuiertouw, tuierketting |
tuiertouw:
tyi̯ǝrtǫu̯ (L327p Beegden)
|
Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b]
I-11
|
19772 |
tuin |
hof:
heûf (L327p Beegden),
hôf (L327p Beegden)
|
hof [SGV (1914)] || hofje [SGV (1914)]
III-2-1
|
19749 |
tuinhuisje |
zomerhuis:
zomerhoes (L327p Beegden)
|
priëel [SGV (1914)]
III-2-1
|
20116 |
turfmolm |
molm:
molm (L327p Beegden, ...
L327p Beegden),
mölm (L327p Beegden),
mø̜lm (L327p Beegden)
|
[SGV (1914)]Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enquête S samengevoegd met de opgaven van de enquêtevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enquêtes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24]
I-7, II-4
|
21648 |
tweede verkoping |
toeslaan (ww.):
toesjlaon (L327p Beegden)
|
de tweede verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij wordt afgemijnd [de toeslag?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33597 |
ui, ajuin |
ooj:
mv oje
ooi (L327p Beegden)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
33788 |
uier |
uier:
yi̯ǝr (L327p Beegden)
|
De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.]
I-11
|
24260 |
uil |
uil:
zôô sjtóm es eine -
uul (L327p Beegden)
|
uil [SGV (1914)]
III-4-1
|
33716 |
uitgegraven dennenwortel |
knor:
knōr (L327p Beegden)
|
[R 3, 3; L B2, 344]
I-8
|