e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuieren tuieren: tyǝrǝ (Beegden) Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.] I-11
tuiertouw, tuierketting tuiertouw: tyi̯ǝrtǫu̯ (Beegden) Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b] I-11
tuin hof: heûf (Beegden), hôf (Beegden) hof [SGV (1914)] || hofje [SGV (1914)] III-2-1
tuinhuisje zomerhuis: zomerhoes (Beegden) priëel [SGV (1914)] III-2-1
turfmolm molm: molm (Beegden, ... ), mölm (Beegden), mø̜lm (Beegden) [SGV (1914)]Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enqu√™te S samengevoegd met de opgaven van de enqu√™tevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enqu√™tes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24] I-7, II-4
tweede verkoping toeslaan (ww.): toesjlaon (Beegden) de tweede verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij wordt afgemijnd [de toeslag?] [N 21 (1963)] III-3-1
ui, ajuin ooj: mv oje  ooi (Beegden) [DC 13 (1945)] I-7
uier uier: yi̯ǝr (Beegden) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11
uil uil: zôô sjtóm es eine -  uul (Beegden) uil [SGV (1914)] III-4-1
uitgegraven dennenwortel knor: knōr (Beegden) [R 3, 3; L B2, 344] I-8