26167 |
keerklossen |
keerklossen:
keerklossen (L327p Beegden)
|
Klampen die op de roeden tegen de askop worden vastgespijkerd om te voorkomen dat de roeden door de asgaten zakken. Volgens een invuller uit l 289 gebeurt dit alleen bij houten roeden. [N O, 3f; A 42A, 78; N O, 3d]
II-3
|
32739 |
keerstrook, wendakker |
kop:
kǫp (L327p Beegden)
|
Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.]
I-1
|
19053 |
kennen |
kennen:
kinne (L327p Beegden)
|
kennen [SGV (1914)]
III-1-4
|
21283 |
kerel |
kerel:
Opm. bijv. eine kêrel wie eine boum.
kêrel (L327p Beegden)
|
kerel [SGV (1914)]
III-3-1
|
23214 |
kerk |
kerk:
kirk (L327p Beegden)
|
kerk [SGV (1914)]
III-3-3
|
23334 |
kerkwaarts |
naar de kerk:
noa de kirk (L327p Beegden)
|
kerkwaarts [SGV (1914)]
III-3-3
|
24334 |
kever, tor |
kever:
kêver (L327p Beegden)
|
kever [SGV (1914)]
III-4-2
|
21461 |
kibbelen |
muilen maken:
moele make (L327p Beegden),
stechelen:
sjtĕchele (L327p Beegden)
|
kibbelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
18208 |
kiel |
kiel:
keel (L327p Beegden, ...
L327p Beegden),
wordt weinig meer gedragen
keel (L327p Beegden)
|
hes (kiel) [SGV (1914)] || kiel [SGV (1914)] || Korte werkjas, kiel. Hoe noemt men het kledingstuk, in de regel van blauw, soms van grijs katoen, een enkele maal ook wel van een andere kleur, dat hoofdzakelijk door boeren en landarbeiders, in het werk wordt gedragen? Het kledingstuk valt ruim om het li [DC 14A (1946)]
III-1-3
|
24513 |
kiem |
schoten:
sjööt (L327p Beegden)
|
scheut [SGV (1914)]
III-4-3
|