e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruik kruik: kroek (Beegden) kruik [SGV (1914)] III-2-1
kruiketting, kruitouw kruiketting: kruiketting (Beegden) De op de kruias bevestigde ketting waarmee de molen of de molenkap wordt verplaatst. In l 289 en l 377 gebruikte men daartoe geen ketting maar een touw, in l 316 een kabel. [N O, 30b; N O, 30c; N O, 30d; A 42A, 57; monogr.] II-3
kruim kruim: kroem (Beegden) kruim [SGV (1914)] III-2-3
kruin kruin: kruun (Beegden, ... ) kruin [SGV (1914)] || kruin van het hoofd [N 10 (1961)] III-1-1
kruipalen kruipalen: kruipalen (Beegden) De rondom de molen in de grond geplaatste, korte houten, stenen of ijzeren palen, waaraan de kruikettingen of kruitouwen worden vastgemaakt. [N O, 30e; A 42A, 59; monogr.] II-3
kruis kruis: Opm. bijv. eder huuske hêt zie kruutske.  kruuts (Beegden) kruis [SGV (1914)] III-3-3
kruisarmen kruisarmen: kruisarmen (Beegden) De vier gekruiste balken in het midden van het aswiel. Zij zijn zodanig samengevoegd dat in het midden een vierkante opening gevormd wordt waarin de molenas bevestigd kan worden. Vgl. afb. 49 en 50. Zie ook de lemmata ɛarmenɛ en ɛkruisarmen van het spoorwielɛ. Het betreft daar onderdelen van respectievelijk de watermolen en de rosmolen.' [N O, 11d; A 42A, 9; N O, 11e] II-3
kruisbeeld kruisbeeld: ei kruutsbeeldj (Beegden) Kruisbeeld [slivvenier, kruus, kruussefiks]. [N 06 (1960)] III-3-3
kruisbes kroenzel: mv: -e  kroonsjele (Beegden) [DC 13 (1945)] I-7
kruisplaten kruisplaaien: krȳsplājǝ (Beegden) De kruiselings op de teerling liggende balken waarop de standerd staat. Zie ook afb. 12. [N O, 42c; Sche 11; A 42A, add.; N O, 42n] II-3