e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laag grond laag: loag (Beegden) laag (znw.) [SGV (1914)] III-4-4
laaggelegen weidegrond broek: brōk (Beegden) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagte in het landschap laagte: lē̜gdjǝ (Beegden) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laars tot of boven de knie hoge stevel: hôeg sjtevele (Beegden) Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)] III-1-3
lam lam: lām (Beegden), lammetje: lɛmkǝ (Beegden) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12
lamp lamp: la͂mp (Beegden) lamp [SGV (1914)] III-2-1
lampenpit lampwiek: lampwēk (Beegden) lampepit [SGV (1914)] III-2-1
landerijen land: lanjtj (Beegden) Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.] I-8
langpootmug roevogel: roevogel (Beegden) langpootmug [DC 18 (1950)] III-4-2
lantaarn lucht: lucht (Beegden) lantaarn [SGV (1914)] III-2-1