e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beegden

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laster laster: ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  laster (Beegden) laster [SGV (1914)] III-1-4
lastig (werken) lastig: lĕstig (Beegden) lastig [SGV (1914)] III-1-4
laten laten: loate (Beegden) laten [SGV (1914)] III-1-2
lawaai maken leven maken: lêve make (Beegden), spektakelen: sjpĕktakele (Beegden) lawaai maken [SGV (1914)] III-4-4
lawaai, herrie lawaai: lewaai (Beegden), leven: lêve (Beegden), spektakel: sjpĕktakel (Beegden) lawaai [SGV (1914)] III-4-4
leeg, niets bevattend op: op (Beegden) leeg (ijdel, ijl, laas) [DC 03 (1934)] III-4-4
leegloper leegloper: lêgluiper (Beegden), niksnutter: nieksnötter (Beegden) leeglooper [SGV (1914)] III-1-4
leerlooier leerlooier: lę̄rlø̄jǝr (Beegden), lę̄rlōjǝr (Beegden) Persoon die huiden bereidt tot leer door looiing. [S 22; monogr.] II-10
leest leest: lęjst (Beegden) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: zôô sjterk es -  lêêuw (Beegden) leeuw [SGV (1914)] III-3-2