20146 |
kraamverzorgster |
wijsvrouw:
wiesvrouw (Q019p Beek)
|
kraamverpleegster; gediplomeerde verzorgster moeder/kind [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
17918 |
krabben |
schrabben:
šrabǝ (Q019p Beek)
|
Met een krabber of andere hulpmiddelen de geweekte varkensharen verwijderen. Door het krabben wordt een zeer dun laagje van de opperhuid eveneens verwijderd. [N 28, 27; monogr.]
II-1
|
25404 |
krabber |
klok:
klǫk (Q019p Beek),
scheermes:
šē̜rmɛts (Q019p Beek)
|
Een meestal kegelvormig metalen werktuig met scherpe onderrand waarmee men de geweekte varkensharen verwijdert. Aan de bovenkant van de krabber bevindt zich een haak waarmee men de na het krabben achtergebleven lange haren uittrekt of de nagels afrukt. Omdat men een krabber vaak zelf maakt of laat maken van restanten van ander, niet meer bruikbaar gereedschap (bv. het blad van een schoffel) komen allerlei vormen voor. Voor het mes waarmee men de geweekte ha-ren en opperhuid van het varken verwijdert zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 6. [N 28, 28a; N 28, 36; monogr.]
II-1
|
18372 |
krakende schoen |
kraakschoen:
kraaksjoon (Q019p Beek)
|
schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24197 |
kramsvogel |
krammes:
krammes (Q019p Beek)
|
kramsvogel
III-4-1
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gezet (Q019p Beek),
kezet (Q019p Beek)
|
een dagelijks verschijnend drukwerk ter verspreiding van nieuws en wetenswaardigheden en tot voorlichting van het publiek [gazet, krant, courant, journaal, dagblad] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
24339 |
krekel |
krekel:
kriekel (Q019p Beek)
|
krekel [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
18107 |
krentenbaard |
brats:
braatsch (Q019p Beek)
|
Uitslag, zweertjes op de lippen en de kin (krentenbaard, baardziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20707 |
krentenbrood |
krentenweg:
krente wek (Q019p Beek)
|
brood waarin krenten gebakken worden [N 29 (1967)]
III-2-3
|
18224 |
kreukel |
kreukel:
kreukel (Q019p Beek)
|
ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, kneuker, freutel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|