19576 |
ragebol |
ragebol:
eigen spellingsysteem
ragebol (Q019p Beek)
|
ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
rekel:
rèkel (Q019p Beek)
|
konijn, mannetje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|
32680 |
ramskop |
ramskop:
ramskø̜p (Q019p Beek)
|
De tweelinghaak aan de voorploeg, waaraan de grindelketting bevestigd is. [N 11, 31.II.o; N 11A, 139d]
I-1
|
20515 |
ranzig |
garstig:
gaaschetich (Q019p Beek),
gáásjtig (Q019p Beek),
gats:
gats (Q019p Beek)
|
ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19839 |
raspen |
raspen:
raspe (Q019p Beek, ...
Q019p Beek),
ràspe (Q019p Beek, ...
Q019p Beek)
|
raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)]
III-2-1, III-2-3
|
28600 |
raten inkorten |
uitsnijden:
ūtšni-jǝ (Q019p Beek)
|
Het opsnoeien van de raten door de imker bij korfteelt. Een drietal keren op verschillende tijden in het jaar moet dit korten van de raten gebeuren om het volk te beteugelen en het zwermen te verhinderen. [N 63, 80a]
II-6
|
20529 |
rauw |
rauw:
rauw (Q019p Beek, ...
Q019p Beek)
|
rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18868 |
razen en tieren |
razen:
raoze (Q019p Beek)
|
luidruchtig uiting geven aan woede [razen, tieren, tekeergaan, tobben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19120 |
razend van woede |
dol:
dul (Q019p Beek)
|
razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18961 |
rechtvaardig |
gerecht:
gerech (Q019p Beek)
|
handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|