22025 |
tortelduif |
lachduif:
ook turkse tortel
lachdoef (Q019p Beek)
|
tortelduif
III-4-1
|
28565 |
tot roven aanzetten |
op de roof zetten:
op dǝ roaf zętǝ (Q019p Beek)
|
Het door de imker uitgelokte roven. Soms weten imkers hun bijen bewust tot roven te brengen om daardoor zwermen van anderen te bemachtigen. In feite is dit diefstal. De informant uit L 333 zegt dat wel wordt beweerd dat dit aanzetten tot roof gedaan wordt, maar hij vindt het zelf nonsens. Een middel tot prikkelen zou volgens informanten alcohol, oude honing, suikerwater of kunstvoer kunnen zijn. [N 63, 67d; N 63, 67e]
II-6
|
18917 |
traag |
traag:
traog (Q019p Beek)
|
niet snel reagerend; langzaam in het handelen [traag, lui] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21818 |
traag praten |
zeveren:
zeivere (Q019p Beek)
|
traag praten [lijzen, zemelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17928 |
trant |
gang:
gank (Q019p Beek)
|
gang: Wijze van gaan (gang, trant). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19809 |
trapleuning |
leen:
lē̜n (Q019p Beek)
|
Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.]
II-9
|
19292 |
treiteren |
jensen:
jense (Q019p Beek),
judassen:
judasse (Q019p Beek),
plagen:
plaoge (Q019p Beek),
tempteren:
temptere (Q019p Beek)
|
lichamelijk of geestelijk leed veroorzaken [plagen, kwellen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20485 |
trek, eetlust |
appetijt:
àppetiet (Q019p Beek),
honger:
honger (Q019p Beek),
trek:
trek (Q019p Beek),
zin:
zin (Q019p Beek)
|
trek; Hoe noemt U: Zin in eten (trek, appertijt, appetijt, goesting, kop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30062 |
trekhei |
getrokken hei:
gǝtrǫkǝ hɛj (Q019p Beek),
glijhei:
glęjhɛj (Q019p Beek)
|
Toestel om met behulp van handkracht palen in de grond te slaan. Het bestaat uit een uit drie poten samengestelde standaard waarin een katrolschijf is gemonteerd. Over de schijf loopt een dik touw waar aan één uiteinde het heiblok aan is bevestigd. Aan het andere uiteinde van het touw zijn een aantal dunnere touwen vastgemaakt waar de arbeiders aan trekken. Het heiblok is vervaardigd uit een langwerpig stuk hard hout of metaal met vierkante doorsnede. Er bestaan ook vergelijkbare werktuigen die met behulp van een stoommachine, een electromotor of een verbrandingsmotor worden aangedreven. De heireep van het heiblok wordt daarbij opgewonden op de trommel van een liertoestel. Zie ook afb. 27. [N 31, 5c; monogr.]
II-9
|
17898 |
trekken |
trekken:
trèkke (Q019p Beek)
|
Trekken: een kracht op iets uitoefenen om het te doen bewegen in de richting naar zich toe (trekken, tij(g)en). [N 84 (1981)]
III-1-2
|