e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q019p plaats=Beek

Overzicht

Gevonden: 2562
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kelk kelk: kelk (Beek) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] III-3-3
kennen kennen: kènne (Beek) kennen (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
kerel kerel: kɛ.əl (Beek) kerel [RND] III-3-1
kerk kerk: kirk (Beek) De kerk, het kerkgebouw [kèrk, krèk, kirk, kirch]. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkbank bank: bank (Beek) Één zon bank. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkbanken kerkbanken: kirkbenk (Beek) De banken in de kerk, de kerkbanken meervoud. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkdeur hoofdingang: hoofingank (Beek) De grote deur, de hoofdingang van de kerk [lijkdeur, kerkdeur, kirchduër]. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkklok luiklok: loeklok (Beek) Een klok, luiklok [bimmel, bom?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkklokken luiklokken: loeklokke (Beek) De klokken meervoud. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkplein kerkplein: kirkplein (Beek) Het plein vóór de kerk [kerkplaats, kerkplein, plei]. [N 96A (1989)] III-3-3