e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
teerlingen bokken: bøk (Beek) De vier, vaak gemetselde, blokken waar de uiteinden van de kruisplaten op rusten. Zie ook afb. 12. [N O, 42i; Sche 10; A 42A, add.] II-3
tegen het doek jagen opdoeken: opdōkǝ (Beek), tegen het doek jagen: tēgǝ ǝt dōk jāgǝ (Beek) Vroegere methode van zwermverhindering. Men doekt de korf op en sluit het vlieggat, alsof men wil afjagen. De bedoeling is dat de koninginnepoppen in de doppen afsterven, doordat zij op het weke achterlijf rusten en in elkaar zakken bij het kloppen. Het is geen afdoende manier om het zwermen te verhinderen. [N 63, 96b; monogr.] II-6
telen, verbouwen kweken: kwɛ̄kǝ (Beek) Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.] I-4
teleurstellen tegenvallen: taege valle (Beek) niet krijgen of ontvangen wat men had verwacht, in zijn verwachtingen bedrogen worden [teleur vallen] [N 85 (1981)] III-1-4
ten einde brengen afkrijgen: aafkriege (Beek) een werk ten einde brengen, afmaken [bolwerken, opzeilen] [N 85 (1981)] III-1-4
tepel deem: dē̜m (Beek), dɛ̄m (Beek) [L 49, 6b; A 30, 6b; Ge 1, 6b]Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40] I-12, I-9
tepel van een geit deem: dē̜m (Beek) [L 49, 6c; A 30, 6c; Ge 1, 6c; monogr.] I-12
tepel, tet deem: dē̜m (Beek), dīǝm (Beek), tet: tɛt (Beek) Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.] I-12
terugvliegen terugslaan: terugslaan (Beek) Terugvliegen of terugslaan naar de korf, gezegd van de zwermende bijen. Dit doen de bijen, als blijkt dat de moer niet meegevlogen is. [N 63, 31c] II-6
tetanus klem: klem (Beek), koudvuur: koud vuur (Beek) Als in een wondje straatvuil komt, kan er een infectieziekte ontstaan. De wetenschappelijke naam van die ziekte is Tetanus. Hoe noemt men die ziekte in uw dialect? [DC 60 (1985)] || Tetanus: ziekte waarbij een verstijving van de spieren optreedt, die begint bij de kauwspieren en zich dan uitspreidt over de rompspieren (klem). [N 84 (1981)] III-1-2