e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

Gevonden: 3426
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
halve maan, eerste kwartier eerste kwartier: lĭĕërstə kəteer (Beesel), halve maan: half maon (Beesel), wassende maan: wassende moan (Beesel), wassəndə maon (Beesel) schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)] III-4-4
halve maan, laatste kwartier afnemende maan: aafnumməndə maon (Beesel), gaande maan: goande moan (Beesel), laatste kwartier: ləstə kəteer (Beesel) schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)] III-4-4
halve pint, kwart liter, maat schop: sjuep (Beesel) de maat die een inhoud aangeeft van 0,25 (=kwart) liter [kapper, halfje, schopje, dzozie, hoorn, neuker, neutel, bok, uppie, bak] [N 91 (1982)] III-4-4
halve zondag halve zondag: halve zondich (Beesel) Een "halve zondag", een feestdag zonder mis, bijvoorbeeld Koninginnedag (planken zondag). [N 96C (1989)] III-3-3
ham, hesp schink: schink (Beesel), sjink (Beesel) ham [SGV (1914)] || welke soort ham wordt bij u met één woord aangeduid? Er zijn bij de slager 2 soorten ham te koop, gekookte en rauwe. Een ervan kan men met éeen woord aan duiden, bij de andere soort moet er nog een woord voor [DC 46 (1971)] III-2-3
hand hand: handj (Beesel), henj (Beesel) hand [SGV (1914)] || handen [SGV (1914)] III-1-1
handelaar handelaar: hanjəlaer (Beesel), koopman: koupmannə (Beesel) iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)] III-3-1
handelen handel drijven: hanjəl drievə (Beesel), hanjəl drīēvə (Beesel) handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)] III-3-1
handeling daad: daot (Beesel) een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)] III-1-4
handig handig: henjich (Beesel), vlot: flot (Beesel) goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)] III-1-4