e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
joden joden: joede (Beesel) joden [SGV (1914)] III-3-3
joelen leven maken: vgl. Van Dale: roezemoezen, 1. leven, geraas, getier maken; -2. (gew.) een dof, gonzend geluid maken; -3. met bedrijvige drukte en stommelend geluid allerlei kleine bezigheden verrichten, rommelen, scharrelen.  lêve make (Beesel), spektakelen: sjpektakələ (Beesel) roezemoezen [SGV (1914)] || zich luidruchtig gedragen met veel gebaren en bewegingen; joelen [kwaken, jouwen, joelen, herriën, stachelen] [N 87 (1981)] III-3-1
jojo jojo: jojo (Beesel) Het speeltuig bestaande uit een schijf die langs een koord dat eromheen gewonden is, afloopt en door de traagheid zichzelf weer opwindt [jojo]. [N 88 (1982)] III-3-2
jokken bazelen: Van Dale: bazelen, 1. revelen, onsamenhangende taal spreken; -2. (gewichtig uitpakken maar toch) onzin praten.  bazələ (Beesel), foppen: Van Dale: foppen, 1. op onschuldige of grappige wijze misleiden, voor de gek houden, verschalken; -2. erin laten lopen, in een onaangename positie brengen.  foppə (Beesel) onwaarheden vertellen [beuzelen, gekken, jokken, leugen] [N 85 (1981)] III-3-1
jong (bn.) jong: ps. invuller heeft de zin niet volledig beantwoord.  jonk (Beesel) jong [t kind is nog ~] [SGV (1914)] III-2-2
jong dat pluimen begint te krijgen met stoppelen: mit sjtoppəls (Beesel) Hoe zegt men van een jong: "met schietende pluimen"? [N 93 (1983)] III-3-2
jong dat pluimen begint te krijgen (zn.) stoppeljong: sjtoppəljonk (Beesel) een jong met schietende pluimen? [N 93 (1983)] III-3-2
jong en kaal vogeltje kale kwekerd: subs  kale kwèkkert (Beesel), kweker: kwèker (Beesel) een vogel die nog gevoerd moet worden (kwèker) [N 83 (1981)] || nog geen veren hebbend, gezegd van jonge vogels ( maaibloot, paddebloot) [N 83 (1981)] III-4-1
jong en kaal vogeltje adj. kwek: kwek (Beesel) nog niet in staat om te vliegen, gezegd van jonge vogels (kak, kwak) [N 83 (1981)] III-4-1
jong van een dier jong: jonk (Beesel), joŋk (Beesel), WLD  jonk (Beesel), klein beestje: klein beeyske (Beesel), klein bieske (Beesel) [R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]Hoe noemt u het jong van een dier (jonk, jonkie, welp, wulp, kakerd, kakernest) [N 83 (1981)] || jong (ve dier) [SGV (1914)] || klein beestje [DC 37 (1964)] I-11, III-4-2