e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meisje met wie een jongen verkering heeft meidje: méédjə (Beesel) het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] III-2-2
meisje met wie men verloofd is meidje: méédjə (Beesel) verloofde [vrouwelijk] [fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] III-2-2
meisjeshemd? meidjeshemd: maedjeshemd (Beesel) Onderhemd voor meisjes. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van meisjes? [DC 62 (1987)] III-1-3
meisjesonderbroek? meidjesonderboks: maedjesongerboks (Beesel) Onderbroek voor meisjes. [DC 62 (1987)] III-1-3
meisjesondergoed meidjesondergoed: maedjesongergood (Beesel) Ondergoed voor meisjes. [DC 62 (1987)] III-1-3
melganzenvoet hanenpoot: WLD  hanepoeët (Beesel) Melganzevoet (chenopodium album 30 tot 100 cm hoge plant. De stengels staan rechtop en zijn vertakt; de bladeren zijn zeer verschillend van vorm, tevens onregelmatig getand, de bovenste gaafrandig, aan de buitenkant dofgroen, de onderkant wit-melig best [N 92 (1982)] III-4-3
melig melig: WBD / WLD  méélich (Beesel) Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)] III-2-3
melk melk: męlk (Beesel), męlǝk (Beesel), mɛlk (Beesel) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
melk zeven zijen: zii̯ǝ (Beesel) De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324] I-11
melkboer melkboer: mɛləgbu:r (Beesel) melkboer [RND] III-3-1