e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met kleine hapjes eten boebelen: boebələ (Beesel) Hoe noemt U: Druk eten met kleine hapjes (busselen) [N 80 (1980)] III-2-3
met sneeuwballen gooien met sneeuwballen smijten: met snjiəbeͅl sjmītə (Beesel) Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)] III-3-2
met tegenzin tegen wil en dank: te wil en dank (Beesel) tegen heug en meug [SGV (1914)] III-1-4
met tussenpozen regenen regenbijzen: réégənbīēzə (Beesel), ziemelen: ⁄t ziemelt af en toe (Beesel) af en toe regenen [veuren] [N 81 (1980)] III-4-4
metselaar metselaar: mę ̞tsǝlē̜r (Beesel) Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld] II-9
metselen metselen: mɛtsǝlǝ (Beesel) Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.] II-9
metworst braadworst: braodwors (Beesel) metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)] III-2-3
miauwen miauwen: WBD/WLD  miauə (Beesel) Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)] III-2-1
middag (s middags) middag: middəg (Beesel) middag [RND] III-4-4
middagdutje doen (b) een beetje meuken: ⁄n bietje mŏĕke (Beesel) middagdutje [een ~ doen] [SGV (1914)] III-1-2