e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nachtmis nachtmis: nachtmis (Beesel) De mis die snachts wordt gedaan, nachtmis. [N 96C (1989)] III-3-3
nadeel nadeel: nao deil (Beesel), scha: scha (Beesel), schade: sjaai (Beesel) het nadeel dat voor iemand uit een gebeurtenis of handeling voortvloeit [schade, schaai, scha, nadeel] [N 85 (1981)] || nadeel [SGV (1914)] III-1-4
nageboorte nageboorte: naogebaorte (Beesel) menselijke nageboorte [N 10C (zj)] III-2-2
nagelbloem (clethra alnifolia) violet: flet (Beesel) nagelbloem (anjelier) [SGV (1914)] III-2-1
nagras, tweede hooioogst groe(n)maad: grǫmǝt (Beesel) De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.] I-3
najaarskatje winterkat: WBD/WLD  winjtərkat (Beesel) Hoe noemt u een in het najaar geboren katje (assiedelleke, toementkatje, tommerkat) [N 83 (1981)] III-2-1
natte sneeuw natte sneeuw: naattə sjnĭĕə (Beesel), watersneeuw: smeltende sneeuw  watersnië (Beesel) verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)] III-4-4
nauw, eng bekrompen: bekrompe (Beesel), eng: ing (Beesel, ... ) klein van in- of doorgang, niet wijd, met weinig ruimte [bekremmeld, eng, strang, nauw] [N 91 (1982)] || nauw [SGV (1914)] III-4-4
nauwgezet; nauwgezet persoon correct: kòrèkt (Beesel), secuur: səkūūr (Beesel) Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND] III-1-4
navel buiknavel: bōēknávəl (Beesel), navel: navəl (Beesel) navel [DC 02 (1932)] || Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)] III-1-1